De decentralisatie van de jeugdzorg is voor gemeenten niet alleen een organisatorische opgave. Zij zullen zich ook terdege moeten voorbereiden op eventuele crises en incidenten. Met een duidelijke aanpak en effectieve crisiscommunicatie kan namelijk veel maatschappelijke onrust worden voorkomen. Dat bleek tijdens het Najaarscongres ‘Maatschappelijke onrust: bestuur (e)en zorg’ van de VNG afdeling Utrecht in Vianen. De bijeenkomst stond in het teken van de maatschappelijke onrust als gevolg van de decentralisaties in de (jeugd)zorg.
Na de hartelijke ontvangst in het stadhuis van Vrijstad Vianen en een kort welkomstwoord van Wim Groeneweg, burgemeester van gastgemeente Vianen, was het traditiegetrouw eerst tijd voor de Algemene Ledenvergadering onder leiding van voorzitter Koos Janssen (Klik hier voor het concept-verslag).

Philip van Veller
Daarna praatte Philip van Veller, directiesecretaris van de VNG, de aanwezigen even kort bij over de stand van zaken in Den Haag. De decentralisaties domineren op dit moment de agenda, zo vertelde hij. “De voorbereidingen zijn in volle gang, en op alle fronten werken gemeenten keihard om de transitie per 1 januari 2015 mogelijk te maken.” In een aantal gemeenten zijn de contracten voor de jeugdzorg nog niet gesloten, wat weer tot onrust leidt in de Tweede Kamer. Van Veller: “Op rijksniveau moet men kennelijk nog leren loslaten.”
Hij merkte verder nog op dat de VNG voorbereidingen treft voor een gemeentelijke agenda voor 2020: “Welke opgaven komen op ons af, wat moeten gemeenten eraan doen, en hoe kan de VNG daarbij ondersteuning bieden?” En er komt een nieuw bestuurdersnetwerk, speciaal bestemd voor leden van het openbaar bestuur die niet in de commissies en besturen van de VNG zitten. “Doel is om hen te informeren en de kans te geven om mee te praten.” De VNG komt te zijner tijd met meer informatie over beide initiatieven.
Emoties lopen soms hoog op
Het Najaarscongres, dat als titel ‘Maatschappelijke onrust: bestuur (e)en zorg’ had meegekregen, stond deze keer in het teken van de maatschappelijke onrust als gevolg van de decentralisaties in de (jeugd)zorg.
Jan-Dirk Sprokkereef, bestuurder van Bureau Jeugdzorg Utrecht en voorzitter van de Bureaus Jeugdzorg Nederland, opende zijn bijdrage met een compliment. “Als ik zie hoe de decentralisaties hier verlopen en welke afspraken er inmiddels zijn gemaakt, dan constateer ik dat er overal vraagstukken en problemen zijn, behalve in de provincie Utrecht.”
Toch is jeugdzorg een beleidsterrein waar de emoties soms zeer hoog kunnen oplopen, is zijn ervaring. Uit de meest uiteenlopende situaties kunnen namelijk de meest heftige incidenten en calamiteiten voortkomen. Dat varieert van de ophef over een Turkse jongen die bij een lesbisch ouderpaar werd geplaatst en de handhaving van de leerplicht van ‘zeilmeisje’ Laura tot de huisvesting van een pedofiel, en de verdwijning van Ruben en Julian.

Jan-Dirk Sprokkereef
Het is lastig om daarmee om te gaan, zo is de ervaring van Bureau Jeugdzorg. Met name omdat al snel spanning ontstaat tussen de professionele ruimte, die nodig is om een goede afweging te maken, de politieke verantwoordelijkheid van bestuurders, die om een snelle oplossing vraagt, en de macht van de media, die in hoog tempo en schijnbaar niet gehinderd door kennis van zaken of behoefte tot nuancering om nieuws schreeuwen.
Volgens Sprokkereef is het voor gemeenten daarom absolute noodzaak om zich niet alleen met de organisatorische aspecten van de decentralisaties bezig te houden, maar zich ook voor te bereiden op eventuele calamiteiten. Na 1 januari 2015 is immers niet meer Bureau Jeugdzorg maar het college van B&W als eerste verantwoordelijk en dus aanspreekbaar. Dat maakt het noodzakelijk om met alle bestuurlijk en organisatorisch betrokkenen concrete afspraken te maken over de aanpak van en rolverdeling bij incidenten, vindt hij. “Daarvoor geldt als bestuurlijke basisregel: informeer elkaar snel en grondig en heb respect voor elkaars rol, positie en professionaliteit. Reageer daarnaast zo open mogelijk naar de media: tot op en soms zelf over de grenzen van de privacy.”
Overigens hoeven gemeenten niet bij nul te beginnen. Sprokkereef: “Er is al veel werk verricht.” Hij doelde daarmee op het Calamiteitenprotocol Jeugdhulp, dat door de Utrechtse gemeenten is opgesteld. Het streven is om het protocol op 11 december in een breed wethoudersoverleg te ondertekenen. “Vanaf dat moment ligt er voor heel Utrecht een eenduidige aanpak van calamiteiten in de jeugdzorg. Dat is nog geen enkele andere provincie gelukt.”
Duidelijke communicatiestrategie
Voor het tweede deel van het Najaarscongres verhuisde het gezelschap van het stadhuis naar de Grote Kerk in Vianen, terwijl diverse stadsgidsen iets vertelden over de historische gebouwen in het centrum van de stad. In de kerk vond onder leiding van Elisabeth van den Hoogen een forumdiscussie plaats, waaraan naast Sprokkereef ook Dennis van Ommeren, verslaggever van RTV Utrecht, en Cees van Eijk, strategisch adviseur en gespreksleider en voormalig wethouder Utrecht en Amersfoort deelnamen.
Hier werd duidelijk dat na een calamiteit veel onrust kan worden voorkomen als er een duidelijk aanpak ligt voor de communicatie. Volgens Cees van Eijk moet daarbij de aandacht als eerste uitgaan naar het eventuele slachtoffer en zijn omgeving. “De media zitten er doorgaans direct bovenop, en dat kan behoorlijk veel onrust veroorzaken. Maak jezelf als gemeente deelgenoot van die onrust. Laat bijvoorbeeld in het geval van een bedreiging van een homopaar door hangjongeren zien dat ook jij van mening bent dat dit niet door beugel kan. Faciliteer de maatschappelijke onrust. Laat zien dat je ermee bezig bent, maar gebruik de onrust ook om het debat over wat er is gebeurd breder te trekken.”
Het is normaal dat iedereen zich direct over de schuldvraag buigt, “Hoe kan het dat het slachtoffer moet wijken en daders ongemoeid worden gelaten, klinkt het dan al snel”, aldus Van Eijk. “De gemeente is niet de professional maar wordt op die manier welhaast gedwongen om zeer snel een inhoudelijk standpunt in te nemen. Ga daar niet in mee. Je moet als gemeente absoluut zien te voorkomen dat je in die fuik zwemt. Alleen zo kun je in je regierol blijven.”
Platform voor de samenlevingDennis van Ommeren heeft als verslaggever van RTV Utrecht de verdwijning van Ruben Julian van zeer nabij gevolgd. Hij wees in het debat vooral op de eigen rol en functie van de media als er eenmaal sprake is van een calamiteit. “Media bieden de samenleving ook een platform om haar emoties te tonen.”
Daar komt bij dat bestuurders de media maar wat graag weten te vinden als het ze goed uitkomt. “Gemeenten moeten ook eens in de spiegel kijken. Want het gebeurt regelmatig dat er stukken naar de media worden gelekt. Daar ben ik als journalist blij mee, maar het zou goed zijn als gemeenten zich daar mee van bewust zouden zijn. Het zijn niet alleen de mensen van de straat maar ook de mensen in de raad, en binnen de gemeentelijke organisatie zelf die lekken. Ongeacht de afspraken die daarover zijn gemaakt.”
Duidelijke afspraken maken over de woordvoering is dan ook voorwaarde, zo bleek in de discussie. Niet in de laatste plaats omdat nogal wat bestuurders en raadsleden niet door hebben wat het effect kan zijn van bepaalde uitspraken. Maar dan nog: iets zeggen is beter dan niet zeggen. Sprokkereef: “De mond houden kan gewoon niet Een hongerig nieuwsmonster dat gevoed wil worden, maar verstoken blijft van informatie, is het slechtste dat je kunt hebben.”
Dat is precies de reden waarom in de gemeente Woerden geoefend gaat worden met de communicatie rond incidenten, vertelde wethouder Yolan Koster. “Wij gaan op basis van een aantal eerdere incidenten in debat met de gemeenteraad. Welke rol en verantwoordelijkheden heb je, wat doe je wel en niet, en waar liggen de grenzen van het betamelijke? Ik raad elke gemeente aan om zo’n incidentendebat te voeren.”
Rob Zakee, wethouder in Bunnik, is het daar van harte mee eens. “Je kunt natuurlijk het monster op je af laten komen. Maar je kunt er ook proactief in gaan zitten. De media vertegenwoordigen immers de stem van het volk. Wij zijn het als bestuurders verplicht om veel beter te kijken naar wat zij nodig hebben.”
Temeer omdat journalisten volgens Van Ommeren wel degelijk integer kunnen handelen en ook lang niet altijd bezig zijn met de schuldvraag. “De verhouding tussen het openbaar bestuur en de media is geen kwestie van wij tegen zij. Zeker niet wanneer de gemeente kiest voor openheid en transparantie.”
Bemoedigende opstapIn zijn slotwoord sprak voorzitter Koos Janssen van de VNG afdeling Utrecht zijn waardering uit over het open debat over een onderwerp dat toch zeer ingewikkeld en gevoelig is. “We hebben er de tijd voor genomen, er was rust en betrokkenheid, en dat is een bemoedigende opstap naar de veranderende omstandigheden en verantwoordelijkheden in de jeugdzorg.”
Het is en blijft volgens Janssen van belang dat iedereen doordrongen blijft van zijn eigen rol in en bijdrage aan het maatschappelijk debat. “Geef iedereen maar vooral de professionals de ruimte om hun werk te doen. Nog te vaak zie ik in het openbaar bestuur gebeuren dat de politiek kiest voor een andere hiërarchie en volgorde dan op basis van professionaliteit gewenst zou zijn. Laat de betrokkenheid het in deze winnen van politiek vernuft. Want als politiek gewin de leidraad wordt in ons werk, komen we in een gevaarlijk spel terecht.”









