door Webredactie | aug 30, 2024 | VNG Utrecht Nieuws
De Nederlandse gemeenten participeren steeds vaker in uiteenlopende regionale samenwerkingsverbanden. Die samenwerking biedt allerlei voordelen, maar roept ook vragen op. Daarom start de VNG in september een verenigingsdialoog met en tussen de leden. Doel is te komen tot een gezamenlijke visie op dit onderwerp.
Regionale samenwerking is niet meer weg te denken uit het gemeentelijk landschap. Ons land telt anno 2024 zo’n 1200 samenwerkingsverbanden waarin gemeenten participeren. Inhoudelijk gaat het om een breed palet van taken: van het innen van gemeentelijke belastingen en het ophalen van afval tot de inkoop van jeugdzorg en de aanpak van rampen en crises.
Voordelen maar ook vragen
Regionale samenwerking biedt gemeenten voordelen als efficiency en schaalgrootte, bundeling van expertise en het uitbesteden van niet-kerntaken, maar het roept ook vragen op. Wat betekent samenwerking tussen gemeenten voor de positie van een individuele gemeenteraad en daarmee voor de democratische legitimiteit? Ontwikkelen de regio’s zich op deze manier tot een extra bestuurslaag? Wordt het openbaar bestuur niet te complex en de afstand tot de burger niet te groot?
Onderdeel van Verenigingsstrategie 2030
Om een gezamenlijke visie op deze vraagstukken te ontwikkelen, organiseert de VNG vanaf september een dialoog tussen haar leden. Deze dialoog is onderdeel van de Verenigingsstrategie 2030. Doel is een open en transparant gesprek te voeren over de beelden, thema’s, obstakels en oplossingen op het gebied van regionale samenwerking en de rol van de VNG hierin.
Opbrengst dialoog wordt vastgelegd in VNG-advies
De opbrengst van de dialoog wordt begin 2025 vastgelegd in een advies van de VNG. Dat advies zal ook onderdeel vormen van het visietraject Goed Lokaal Bestuur en wordt tevens geagendeerd in de relevante VNG-commissies. De Facilitating Company ondersteunt de VNG bij het voeren van deze dialoog.
door Webredactie | jun 7, 2024 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
De Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht werd gehouden op vrijdag 31 mei 2024 in het zalencentrum van de Protestantse gemeente Oudewater. “Vertrouwen in de waagschaal” luidde de titel van de voorjaarsbijeenkomst. Opnieuw stond het vertrouwen van de samenleving in het openbaar bestuur centraal, maar dan in relatie tot participatie en communicatie.
Danny de Vries, burgemeester van gastgemeente Oudewater, opende het congres met een inspirerend betoog over de wijze waarop het openbaar bestuur het vertrouwen van de samenleving kan terugpakken. “Om het verschil te maken moeten we met elkaar als samenleving uit de bubbel van het eigen gelijk”, meent De Vries. “En om het vertrouwen terug te winnen, moeten we – zoals we eerder hoorden tijdens de voorjaarsbijeenkomst in Lopik – naast het investeren in de drie B’s, – bekwaamheid, betrouwbaarheid en betrokkenheid – ook af van het mechanisme van uitsluiting dat in allerlei facetten in onze maatschappij, al eeuwen terug, is doordrongen.”
De Vries nam de aanwezigen terug naar de tijd van de heksenvervolgingen. “De heksenvervolgingen zijn een voorbeeld van het ernstig uit de hand lopen van maatschappelijke ontwikkelingen waarbij angst en haat de leidraad vormden. Dat leidde in die tijd tot massale uitsluiting en zelfs massamoord.” Dat mechanisme van uitsluiting is nu ook in onze samenleving aanwezig, aldus De Vries. “Dit leidt, bewust of onbewust, tot verschillende vormen van uitsluiting en polarisatie.” Sociale media spelen hierin volgens hem een versterkende rol. “De brandstapel van toen, is nu een ‘digitale brandstapel’ geworden.”

Burgemeester Danny de Vries van Oudewater
Meer oog voor nuance
De oplossing ligt volgens De Vries niet in extremiteiten, dus tussen bijvoorbeeld traditioneel links en rechts denken. “Er is veel meer nuance, waar we als overheid oog voor moeten hebben. Oog hebben voor iedereen. Oog hebben voor de realiteit en sociale betekenisgeving, de ruimte geven die we als mensen nodig hebben om gezond te kunnen leven.”
Voor bestuurders is het daarnaast van groot belang om vertrouwen op te bouwen. En daarvoor is persoonlijk contact essentieel. De Vries: “Als je je gehoord voelt en ziet dat de ander betrokken is, werkt dat ook vertrouwenwekkend. Hier ligt dus niet alleen een rol voor de overheid in het algemeen, maar in het bijzonder ook voor raadsleden, wethouders en burgemeesters. Ofwel: we moeten de balans terug brengen tussen handelen in werkelijkheid of realiteit. Minder uitgaan van hetgeen is bedacht en meer kijken naar wat er werkelijk aan de hand is.”
Bestuurders hebben de sleutel kortom in eigen handen om het vertrouwen in de overheid terug te krijgen. “Daar hoort ook bij dat je tijd hebt om elkaar te leren kennen en kunt gaan ervaren of iemand doet wat hij zegt en zegt wat hij doet.”

Maarten Divendal, voorzitter VNG Utrecht, leidt de Algemene Ledenvergadering
Algemene Ledenvergadering
Daarna was het woord aan Maarten Divendal, burgemeester van De Ronde Venen en voorzitter van de VNG Utrecht. Hij voerde het congres langs de diverse punten van de Algemene Ledenvergadering.
Commissies en colleges van de landelijke VNG
Na de ALV volgde een aantal korte gesprekken met leden van de commissies en colleges van de landelijke VNG.
Dit programma-onderdeel werd geopend met een videoboodschap van directeur Leonard Geluk, die deze keer verhinderd was om in persoon het congres toe te spreken.
Aan het woord kwam bijvoorbeeld Willem-Jan Stegeman (wethouder van Amersfoort en lid van de Commissie Financiën), die onder andere opmerkte dat het ravijnjaar nog steeds niet is opgelost en er bij de gemeentelijke taken nog steeds niet voldoende spreekwoordelijke knaken zin bijgevoegd.
Hans Buijtelaar (wethouder van Wijk bij Duurstede en lid van de Commissie ruimte, wonen en mobiliteit) vertelde over de onzekerheid rondom de uitvoering van bouwplannen, die is ontstaan in reactie op het verschoven kiezerslandschap na de landelijke verkiezingen.
Jan Kuiper (eveneens wethouder van Wijk bij Duurstede en lid van het College van Arbeidszaken ) verklaarde weliswaar deel uit te maken van een behoorlijk technisch college, “totdat je een nieuwe CAO afspreekt”.
Dylan Lochtenberg (wethouder van Veenendaal en voorgedragen als lid van de Commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs) stelde dat kinderen die zware zorg nodig hebben dat altijd moeten krijgen, maar dat “de tekortschietende capaciteit een zorgpunt” is.
Hendrie van Assem (raadslid van Woerden en lid van de Commissie Raadsleden en Griffiers) tot slot lichtte het besluit toe om de lokale en streekomroep voortaan op rijksniveau te financieren. “Daarmee knippen we helaaseen verbinding door”.

Relatie met Brussel
Het sloot naadloos aan op de bijdrage van Marieke Schouten, wethouder te Nieuwegein, voorgedragen als lid van de VNG Commissie Europa en Internationaal. Zij sprak over de relatie van gemeenten met ‘Brussel’, het Comité van de Regio’s en het Zero Pollution Stakeholders Platform.

Kindvriendelijke gemeenten
Wethouder Hugo Prakke van de gemeente Baarn en programmamanager Esther Vreeburg bij UNICEF Nederland verzorgden op de Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht een bijdrage over kindvriendelijke gemeenten en het gelijknamige initiatief van UNICEF.
Rondetafelgesprek “Vertrouwen in de waagschaal”
In navolging van het Najaarscongres 2023 vond tijdens deze Voorjaarsbijeenkomst wederom een rondetafelgesprek plaats. Onder leiding van Sjors Fröhlich, burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden, spraken Maarten van der Greft (wethouder De Ronde Venen), Daan Giebels, (programmamanager gemeente Utrecht), Lot van Bree (journalist Omroep West), Ans Oude Luttikhuis (lid van Provinciale Staten van Utrecht en fractievoorzitter van BBB) en Danny de Vries (burgemeester van Oudewater) met elkaar over de aanhoudende vertrouwenscrisis tussen het openbaar bestuur en de samenleving.
Samen stad maken
In Utrecht is sinds kort ‘Samen stad maken’ het devies in de strijd tegen het wantrouwen. Daan Giebels: “We willen van de term participatie af. We gaan toe naar samenwerking, als gemeente en inwoners samen werken aan projecten.” Het wantrouwen bij Utrechters jegens het stadsbestuur is op sommige punten best groot, merkt hij. “Er moet van alles en mensen kunnen of willen soms gewoon niet mee in al die transities.” Dat geluid laten doorklinken op bestuurlijk niveau is lastig, erkent Giebels. Nog lastiger is het om het te laten resulteren in wijziging van besluitvorming. “Het is zaak de waarom-vraag af te pellen. Waarom is men in verzet? Dan bereik je iets waar het college mee verder kan.”
Teleurstelling
Lot van Bree volgt als journalist zelf de rechtszaak tegen Haags politicus Richard de Mos op de voet. Volgens Van Bree overheerst de teleurstelling onder de Haagse bevolking dat hij nog steeds niet in het college zit, terwijl zijn partij grote winnaar is van de gemeenteraadsverkiezingen.
“Ze moeten hem niet, is de gedachte. ‘Het establishment zorgt ervoor dat hij geen macht krijgt’. De rechtszaak loopt nu al vier, vijf jaar en heeft veel kapot gemaakt. Bij politieke verschillen kun je nog begrip opbrengen voor elkaar. Maar nu wordt al jaren een partij uitgesloten op basis van een zaak waar nog altijd geen uitspraak is. Dat maakt het ingewikkeld.”

Persoonlijke aanpak
Hoe krijgt het bestuur mensen weer aangehaakt, is de hamvraag. Volgens Danny de Vries door een meer persoonlijke aanpak. “Eén op één contact: daar ligt de kans. Voor de gemeenteraad betekent dat: nog zichtbaarder zijn. Voor wethouders is het devies: ga de stad in met je participatietraject en probeer de mensen bij de planvorming te betrekken. En burgemeesters: ga luisteren wat er in de samenleving speelt en denk na hoe je dat wat je hoort kunt vertalen naar mensen die ermee aan de slag moeten. Er is veel meer handwerk nodig. In de digitale wereld maar ook in de traditionele media weet je soms niet meer wat de werkelijkheid is. Dus je zult toch op meer traditionele wijze met elkaar in contact moeten treden.”
Politiek organiseert eigen wantrouwen
Maarten van der Greft: “Het draait om vertrouwen en je vertegenwoordigd voelen. Wat dat betreft ben ik benieuwd wat de nieuwe coalitie gaat bereiken. PVV, BBB, NSC en VVD hebben nu de kans om mensen te vertegenwoordigen die zich niet vertegenwoordigd voelen. Of het gaat lukken is de vraag. Want de politiek is een kei in het organiseren van haar eigen wantrouwen. Met beloftes die je niet kunt waarmaken maak je het nodeloos ingewikkeld.”
Op lokaal niveau werkt De Ronde Venen hard aan dat gevoel van vertegenwoordiging bij de inwoners. “We hebben twee medewerkers aangesteld, die een hele set van afspraken over participatie ten uitvoer moeten laten brengen binnen de gemeentelijke organisatie. En dat werkt.”
Het lokale niveau heeft in dat opzicht ook een voordeel ten opzichte van het rijksniveau. “Als een inwoner contact zoekt met de wethouder, zit hij meestal binnen 2 weken al aan tafel. Dat is de kracht van het lokaal bestuur.” Danny de Vries: “Maar daar gaat het dus al fout. De gemeente moet juist contact opnemen met zijn inwoners. En niet andersom. Mensen melden niets, tenzij je bij hun in de winkel staat.”
Verkeerde verwachtingen
Lot van Bree: “Je merkt ook vaak dat mensen met verkeerde verwachtingen naar een participatieavond gaan en teleurgesteld afdruipen, als ze merken dat wat zij willen helemaal niet kan. Mensen gaan met bepaalde verwachtingen zo’n meepraatbijeenkomst in en realiseren zich niet dat meepraten wat anders is dan meebeslissen.”
Ans Oude Luttikhuis merkt als BBB-bestuurder weinig van een tekort aan contact. “We hebben in september een ‘Praten met de Staten’-maand. En de BBB houdt elke maandagavond spreekuur. We hebben 23 insprekers gehad bij een avond over het thema ruimte en water. Dus die drempel voor burgers om met bestuurders in gesprek te gaan valt best wel mee.”
Daan Giebels: “We durven als gemeente soms ook niet het echte verhaal te vertellen. Dat het aangescherpte parkeerbeleid ertoe leidt dat er parkeerplekken gaan verdwijnen en mensen verder zullen moeten lopen. Dat moet je gewoon vertellen. Want bewoners voelen echt wel aan of je staat te liegen of niet.”

Water bij de wijn
De BBB heeft veel beloofd in verkiezingstijd. Hoe lastig is het om te erkennen dat niet alles ingelost kan worden? Ans Oude Luttikhuis: “Iedereen weet dat je niet alles kunt binnenhalen. Ook wij hebben als BBB water bij de wijn moeten doen. Beter dat en zorgen dat je verder komt, dan helemaal afhaken. Dat leidt alleen maar tot meer verdeeldheid.”
Vanuit de zaal reageerde Dylan Lochtenberg, wethouder in Veenendaal. In de gemeenteraad was daags voor het congres besloten om af te zien van de bouw van een theater, vanwege financiële tekorten. “Sommige verwachtingen kan de overheid niet waar maken. Daar zijn politici mede debet aan, als zij verwachtingen wekken die niet waargemaakt kunnen worden. Als wij als gemeenten geen mogelijkheden meer hebben om gewekte verwachtingen waar te maken neemt het wantrouwen toe. Daar ligt ook voor het rijk een verantwoordelijkheid.”
Koos Jansen, oud-burgemeester van Zeist: “Ontmoeting en gesprek is de manier om verbinding te maken met die ander. Dat kost tijd. Maar als je werkt aan relatie en verbinding en er is sprake van gelijkheid, dan moet je ook duidelijk kunnen maken dat sommige dingen niet kunnen. Als alles op tafel ligt, moeten er knopen worden doorgehakt. De democratie werkt nu eenmaal zo. En elk mens is bereid om daarover het gesprek te voeren.”
Van praten naar doen
Toch wordt de stap van praten naar doen als een lastige ervaren, zo bleek. Want daardoor dreigt juist weer afstand te ontstaan. Volgens Ans Oude Luttikhuis is de oplossing om het beleid meer van onderop vorm en inhoud te geven. “Ga eerst eens met de mensen praten en bekijk met elkaar wat je voor elkaar kunt krijgen. Bottom up dus, in plaats van top down. Want dan bekijk je het eerst heel breed en dan kom je uiteindelijk nergens uit. Als je bottom up de zaken aanpakt, begin je klein en ga je stap voor stap steeds breder en kun je het ook sneller tot uitvoering brengen.”
Daan Giebels: “En het participatiebeleid moet op de schop. Mensen mogen wel meedenken maar willen eigenlijk vooral meedoen. Dat moet belangrijker worden.”
Lot van Bree: “Vertel het eerlijke verhaal. Dat is uiteindelijk het belangrijkste. Mensen zijn niet gek. Wees eerlijk in wat je bedoeling is en wat wel en niet kan.”
Gespreksleider Sjors Fröhlich besloot het rondetafelgesprek met een anekdote. “Het doet me denken aan het verhaal van de groep mensen die staat te kijken naar een groot aantal vissen op het droge. Een man treedt naar voren en gooit een vis terug het water in. En daarna nog een. En nog een. Zegt een omstander: dat heeft toch helemaal geen zin? Het zijn er teveel. Reactie van de man: Leg dat nou maar eens uit aan de vissen in het water.”
Eensgezind optrekken
Tot slot van de bijeenkomst werd Luuk Heijlman, hoofd concernstaf van de VNG, nog bereid gevonden in te gaan op Haagse actualiteiten. Vanzelfsprekend namen de coalitiebesprekingen en het regeerakkoord op hoofdlijnen daar een belangrijke plaats in.
Op veel punten blijkt opnieuw dat, wanneer beleid wordt gemaakt en de uitvoering ervan niet goed is geregeld, gemeenten uiteindelijk met de problemen worden opgezadeld.
Divendal: “Hoe lang gaan we hierin nog mee? Die vraag hoor je steeds vaker.”
Volgens Heijlman is het zaak om eensgezind op te trekken. “Veel gemeenten zijn anders en hebben een andere mening dan andere gemeenten. Maar als we elkaar niet vasthouden, worden we tegen elkaar uitgespeeld. Dan is dan ook het belang van de VNG: we moeten het wel samen blijven doen. Zoals we ook serieus genomen willen worden.”
Divendal: “Gemeenten moeten zich niet tegen elkaar laten uitspelen. Maar hoe ver gaan we nog met taken op ons nemen?”
Heijlman. “We gaan ervan uit dat de ratio het gaat winnen. Maar als het niet lukt om taken en middelen in balans te krijgen, dan moeten we zeggen tegen het rijk: ‘Sorry, maar we gaan aantal taken niet meer uitvoeren’.”
door Webredactie | jun 4, 2024 | Interviews, VNG Utrecht Nieuws
Europese besluitvorming is ook voor gemeenten van cruciaal belang. De VNG-commissie Europa en Internationaal houdt daarom in Brussel de vinger nauw aan de pols. Wethouder Marieke Schouten van Nieuwegein neemt zitting in die commissie en is daarnaast lid van het Europese Comité van de regio’s. Tijdens de Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht vertelde ze er meer over.
Natuurlijk acteert ‘Europa’ op een heel ander schaalniveau dan gemeenten. Maar er zijn nu eenmaal ook opgaven die niet op lokaal niveau zijn op te lossen: op het gebied van energie, schone lucht, waterkwaliteit, PFAS, et cetera. Maar ook dan kunnen gemeenten volgens Marieke Schouten nog steeds een belangrijke bijdrage leveren aan de discussie over wet- en regelgeving.
Dat gebeurt via het Comité van de regio’s. Dit instituut heeft een adviserende rol richting de Europese Commissie en het Europees parlement. “We behartigen daar niet alleen de gemeentelijke belangen maar brengen ook onze kennis en praktijkervaring in. Vergeet niet dat circa 70% van alle Europese wetgeving uiteindelijk op gemeentelijk niveau concreet wordt uitgevoerd. In die zin is de input van gemeenten meer dan relevant.”
Vanzelfsprekend kan Schouten daarvoor terugvallen op haar ervaringen als wethouder in Nieuwegein. “Ik maak onderdeel uit van de Nederlandse vertegenwoordiging. Dus ik zit er niet namens de gemeente Nieuwegein. Maar de kennis die ik opdoe in Nieuwegein of door samen te werken met andere gemeenten in deze regio, helpt me wel enorm. Temeer omdat we hier als overheden, in verhouding tot andere landen, heel goed samenwerken met elkaar.”

Vervuiling terug naar nul
Schouten richt zich in Europees verband met name op de thema’s energie en klimaat. “Alleen daar ligt al een enorme opgave. Zeker omdat we met zovelen zijn. In het Comité van de regio’s zijn bijvoorbeeld alle regio’s van de Europese lidstaten vertegenwoordigd, wat betekent dat we met een groep van 326 mensen tot een eensluidend advies moeten komen. Het is een intensief en complex proces.”
Reden waarom Schouten ook in het Zero Pollution Stakeholders Platform zitting neemt. “Op zich is de doelstelling duidelijk: in 2050 willen we de vervuiling van bodem, lucht en water tot nul hebben gereduceerd. In het platform werken we samen om die doelstelling te realiseren en de mogelijke problemen die zich daarbij voordoen te adresseren.”
Het resulteerde uiteindelijk in het EU-actieplan ‘Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul’, dat in 2021 werd gepresenteerd en uiteindelijk door het Comité werd aangereikt aan de Europese Commissie. “Het schrijven van zo’n advies heeft me erg geholpen bij het doorgronden van de Europese bestuurlijke en ambtelijke omgeving. Het is me nu pas duidelijk hoe ongelofelijk veel kennis er in Brussel aanwezig is. Daar was ik soms zwaar van onder de indruk.”
In het algemeen heeft Schouten ervaren dat er veel deskundigheid is. “Ook bij de Europese onderzoeksinstituten is veel kennis en informatie aanwezig. En ze zijn bepaald vrijgevig in het delen ervan. Ook vanuit die optiek heeft het dus zin om erbij aangesloten te zijn en te blijven. Want er is veel te halen in Europa.”

Marieke Schouten in gesprek met EU-commissaris Virginijus Sinkevicius van milieu tijdens het Schone Lucht congres in Rotterdam.
Meer input gevraagd
Het draait dus zeker niet alleen om het verkrijgen van Europese subsidies. Schouten: “Ik begrijp dat dat het eerste is wat bij veel mensen opkomt als ze aan de Europese Unie denken. Maar het is natuurlijk veel meer dan dat.” Mede daarom zou Schouten baat hebben bij meer input vanuit de gemeentebestuurders in het Utrechtse. “We ontmoeten elkaar vaak en delen al best veel. Maar het gebeurt niet structureel en lang niet altijd op de thema’s waarvoor ik in Europa actief ben. Het kan altijd beter.”
Input is met name ook gewenst als het gaat om de verschillen tussen kleinere en grotere gemeenten in de discussie rond het thema milieu. “De Europese wet- en regelgeving op dat gebied vraagt best veel van de capaciteit van gemeenten, terwijl die toch al zoveel op hun bord hebben liggen. Daar moeten we goed rekening mee houden. Ik wil graag horen hoe dat in de gemeentelijke praktijk uitpakt.”
Schouten kan niet zo goed tegen de opmerking ‘dat het van Brussel moet’. “Want het is beleid dat mede door Nederland en dus door de Tweede Kamer is bepaald. Dat zijn de kaders waarbinnen Brussel opereert. Daar ligt de democratische legitimiteit van alle besluiten die op Europees niveau worden genomen. De duurzaamheidsdoelstelling voor 2050 zijn breed gedragen doelstellingen die iedereen kan omarmen. Want uiteindelijk leidt het tot een schonere, leefbare wereld.”
Tempo versus capaciteit
Twijfels over het tempo deelt Schouten dan weer wel. “Vertragen is niet aan de orde, maar we moeten, als er nieuwe wetgeving of nieuwe regels komen, wel heel goed bekijken hoe dat zich verhoudt tot andere, nationale wetgeving. Ook de vraag of er wel voldoende capaciteit beschikbaar is om het uit te voeren is een aandachtspunt. Op dat gebied is er altijd strijd gaande, ook bij mezelf, tussen wat je wilt dat er gebeurt en wat er feitelijk mogelijk is.”
Ook daar speelt het verschil tussen grote en kleine of middelgrote gemeenten in de lidstaten. “Bijvoorbeeld als het gaat over zuivering van afvalwater. Dan heb je andere maatregelen nodig in een hoog stedelijk, dichtbevolkt gebied dan in een landelijk gebied met weinig aansluitingen en een ander systeem. Met dat soort zaken heb je rekening te houden.”
De Utrechtse gedeputeerde Mirjam Sterk maakt net als Schouten deel uit van het Comité van de Regio’s. De wethouder ziet in dat verband kansen om in de toekomst gezamenlijk op te trekken en issues vanuit de provincie Utrecht samen met gemeenten te agenderen. “Dat zouden we nog wel wat beter kunnen doen. Bijvoorbeeld naar analogie van het manifest van de Utrechtse gemeenten een Europees manifest van de Utrechtse regio.”
Gemeenten doen ertoe
Schouten wilde op de Voorjaarsbijeenkomst vooral uitdragen dat, net zo goed als ‘Brussel’ er voor gemeenten toe doet, gemeenten er ook voor ‘Brussel’ toedoen. “Neem het wonen. Dat is voor gemeenten een uitermate belangrijk onderwerp, waar we het in Europees verband eigenlijk zelden over hebben. Terwijl het in sommige lidstaten zelfs een ernstiger probleem is dan bij ons. Maar ook de arbeidsmarkt is een hele belangrijke, met name in relatie tot arbeidsmigratie. Daar kan de input van gemeenten een belangrijke bijdrage leveren aan de discussie. Maak dus gebruik van de kanalen die er zijn en de mensen die jou vertegenwoordigen. Doe er je voordeel mee.”
Schouten stelt zich in dat opzicht open voor nader contact. Mede ook in het licht van de vele desinformatie en het nepnieuws dat over Europa de wereld in wordt gestuurd. Zeker ook in de aanloop naar de Europese verkiezingen. “Dat is inmiddels een vrije schokkende hoeveelheid. En we mogen niet onderschatten hoe subtiel daarmee wordt geprobeerd om de discussie op veel terreinen te beïnvloeden.”
Als er dus twijfel is over berichtgeving uit Brussel kan er altijd met Schouten contact opgenomen worden. “Eén op één informatie rechtstreeks uit de bron overdragen kan helpen om de zaken duidelijk te krijgen. Als ik daar vanuit mijn Europese rol een bijdrage aan kan leveren, is dat pure winst.”
door Webredactie | mei 24, 2024 | Interviews, VNG Utrecht Nieuws
Hoe kindvriendelijk een gemeente is, wordt vooral op lokaal niveau bepaald. Gemeenten spelen niet voor niets een belangrijke rol bij de uitvoering van het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties. Het besef over de eigen rol, verantwoordelijkheid en hoe je dat aanpakt, is echter lang niet overal in gemeenteland even goed doorgedrongen. Het Child Friendly Cities Initiative van UNICEF moet daar verandering in brengen.
Wethouder Hugo Prakke van de gemeente Baarn en programmamanager Esther Vreeburg bij UNICEF Nederland verzorgen op de Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht een bijdrage over kindvriendelijke gemeenten en het gelijknamige initiatief van UNICEF. Het Child Friendly Cities Initiative is een internationaal programma dat in meer dan 40 landen en meer dan 3.000 gemeenten wereldwijd vorm krijgt. Sinds 2022 voert UNICEF Nederland het ook uit in Nederland.
Het initiatief biedt een laagdrempelig netwerk voor handvatten, methodieken en om ervaringen uit te wisselen over het kindvriendelijk maken van je gemeente. Daarnaast biedt UNICEF Nederland het CFCI-programma waarmee een gemeente de officiële erkenning kan krijgen als Child Friendly City.
“Niet om gemeenten op te zadelen met het zoveelste nieuwe takenpakket”, benadrukt Vreeburg, “maar vooral om het bewustzijn over het thema te vergroten en handvatten aan te reiken hoe je stappen kunt zetten. Dit gaat veel verder dan bijvoorbeeld jeugdzorg of onderwijs. Over de volle breedte van het werkterrein van gemeenten kan gewerkt worden aan de invulling van de kinderrechten en kindvriendelijkheid.”
Prakke, die ambassadeur is van het UNICEF-initiatief, beaamt dat. “Het is voor elke gemeente goed om eens vanuit het perspectief van een kind naar het beleid te kijken. Op vrijwel alle beleidsterreinen biedt dat extra inzicht en een verfrissende blik op de werkelijkheid. Of het nu over de inrichting van de openbare ruimte en verkeersveiligheid gaat of over participatie, duurzaamheid en innovatie.”

Hugo Prakke, wethouder van Baarn
Spiegel voorgehouden
In Baarn was het een enthousiaste vrijwilliger van UNICEF, die in 2021 de Dag van de Kinderrechten aangreep om gemeente-breed en aan de hand van uiteenlopende activiteiten aandacht te vragen voor de positie en rechten van kinderen en jongeren in Baarn.
Prakke: “In dat kader werd ook ons een spiegel voorgehouden. Wat doen we nu eigenlijk zelf hieraan in het gemeentelijk beleid? Zijn de kinderrechten over de volle breedte eigenlijk voldoende gewaarborgd? En hebben we daar in het apparaat, de gemeenteraad en als gemeentebestuur ook genoeg aandacht voor?”
En precies daarom draait het bij het programma van UNICEF. Het uitgangspunt is het VN-Kinderrechtenverdrag dat als kader dient voor de aanpak. Binnen het netwerk worden ervaringen uitgewisseld hoe je die kinderrechten lokaal handen en voeten geeft. Binnen het CFCI-programma volgt een stappenplan met het predicaat Child Friendly City als erkenning voor het doorlopen van dat proces, de inspanningen die zijn verricht en het behalen van de resultaten. “Maar je moet dat niet zien als een checklist waarvan je alles afgevinkt moet hebben om vervolgens het certificaat Kindvriendelijke Gemeente in ontvangst te kunnen nemen”, aldus Prakke. “Het dient vooral om het gesprek met en over kinderen op gang te brengen en de bewustwording te vergroten. Het gaat niet om dat predicaat, maar om houding en gedrag. Nemen we de blik van kinderen wel in voldoende mate mee in onze beleidsstukken en besluitvorming?”

Handige kapstok
Drie gemeenten zijn inmiddels begonnen met het CFCI-programma en kandidaat-Child Friendly City: Den Haag, Gooise Meren en Sint Eustatius. Zij scharen zich naast de duizenden gemeenten wereldwijd die werken aan kindvriendelijkheid. Zover is het in Baarn vooralsnog niet gekomen. Prakke: “Misschien dat we over een of twee jaar wel besluiten om op te gaan voor de erkenning. Maar dat is nog niet onze insteek op dit moment. Zoals gezegd zien wij onze deelname aan het netwerk nu vooral als een hele handige kapstok om met kindvriendelijkheid aan de slag te gaan, kennis uit te wisselen met andere gemeenten op dit vlaken te bezien of we bij de opstelling van onze Jeugdagenda wel alles in beeld hebben. In principe levert dit voor ons ambtelijk apparaat ook geen extra werk op. Want we zijn er al mee bezig.”
Ook bij UNICEF overheerst het realisme, aldus Vreeburg. “Natuurlijk zouden we graag zien dat alle gemeenten de erkenning van ‘Kindvriendelijk’ krijgen. Maar we doen het in stapjes. We zien dat veel gemeenten nog niet weten of ze wel kúnnen instappen. Dat heeft alles te maken met het huidige takenpakket van gemeenten en de omvang en stabiliteit van de ambtelijke organisatie. Soms ontbreekt gewoon de mankracht. Dan kan een eerste stap zijn om deel te gaan nemen aan het netwerk en op een vrijblijvende manier handvatten en voorbeelden aangereikt te krijgen. Maar de gemeenten die instappen bij het CFCI-programma zien dit als een mooie stok achter de deur: we hebben nu een periode van 3 tot 5 jaar waarin we heel concreet gaan toewerken naar concrete erkenning.”
Daarbij is volgens Vreeburg met name de integrale aanpak van belang. “Een gemeente kan pas echt kindvriendelijk worden als het niet allemaal wordt opgeknipt en verdeeld over verschillende eilandjes maar wanneer afdelingen samen gaan bekijken hoe het lokale beleid in al zijn facetten kindvriendelijk kan worden ingevuld. Die verbinding is heel belangrijk.”

Eshter Vreeburg, programmamanager UNICEF Nederland
Op de agenda
Voordeel is ook dat er niet bij nul hoeft te worden begonnen, vervolgt Vreeburg. “In de meeste gemeenten worden al wel degelijk stappen gezet.. Maar vaak blijft de invulling ervan wel beperkt tot een speeltuinproject hier of een kinderburgemeester daar. De opzet van dit initiatief voert veel breder en raakt ook heel veel beleidsterreinen. Maar dat is meteen ook het mooie ervan. Je hebt een soort groslijst van mogelijk acties, aan de hand waarvan je kan bepalen wat prioriteit moet krijgen. Met als resultaat een plan dat past bij wat je als gemeente al aan het doen bent en waarmee je een extra stap in de richting van kindvriendelijkheid kan zetten.”
Prakke: “Het mooie van deelname aan het Child Friendly Cities netwerk is ook dat het als een netwerk functioneert. Ik hoef hier in Baarn niet het wiel opnieuw uit te vinden, maar kan bij mijn collega’s te rade gaan. Hoe doen zij het? En wat kan ik daarvan meenemen? Dat delen van kennis en ervaring gebeurt door gemeenten nog veel te weinig. Dat zou ook mijn oproep zijn tijdens de Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht. Zoek elkaar op en deel de goede en slechte ervaringen met elkaar.”
Vreeburg: “Inmiddels maken al ruim 100 gemeenten onderdeel uit van het netwerk. Daarnaast nemen ook allerlei lokale organisaties deel, zoals onderwijsinstellingen, onderzoeksbureaus en kennisinstituten. Er valt dus echt wel wat kennis en ervaring op te halen.”

Participatie
Dat geldt overigens niet in de laatste plaats voor de kinderen zelf. Ook zij vormen een waardevolle bron van informatie. Vreeburg: “Ik hoop en verwacht in de eerste plaats dat jongeren in gemeenten die aan ons programma meedoen zullen merken dat er echt iets verbetert. Maar dat stelt gemeenten dus wel voor een uitdaging. Zij moeten ervoor zorgen dat wat zij aan beleid ontwikkelen ook echt aansluit bij de behoeften die kinderen hebben.”
Om dat goed in beeld te krijgen is de input en betrokkenheid van de kinderen zelf van cruciaal belang. “We hebben daar vorig jaar een bijeenkomst over gehouden”, aldus Vreeburg. “Daar bleek wel hoe belangrijk het is om concreet in gesprek te gaan met kinderen en jongeren om te achterhalen wat zij nodig hebben.”
Dat hoeft heus niet altijd groots en meeslepend te zijn, meent wethouder Prakke. “Hier in Baarn betrof het bijvoorbeeld de vernieuwing van een skatebaan, het plaatsen van een verkeerslicht bij de toegang tot een hockeyveld en cadeautjes tijdens Sinterklaas voor kinderen van ouders in de bijstand. In onze ogen gaat het hier misschien om hele kleine zaken, maar die kunnen juist voor kinderen heel belangrijk en zeer relevant zijn.”
Meer informatie: