door Webredactie | mei 2, 2024 | VNG Utrecht Nieuws
Oudewater is gastgemeente van de Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht, die wordt gehouden op vrijdag 31 mei 2024. In een videoboodschap heet burgemeester Danny de Vries alle bestuurders in de provincie Utrecht van harte welkom en roept hen op zich aan te melden voor de bijeenkomst.
“Vertrouwen in de waagschaal” luidt de titel van de voorjaarsbijeenkomst. Opnieuw staat het vertrouwen van de samenleving in het openbaar bestuur centraal, maar dan in relatie tot participatie en communicatie. Een belangrijk thema, vindt burgemeester De Vries.
Behalve als gastgemeente is Oudewater ook nauw betrokken bij het programma van de Voorjaarsbijeenkomst. Zo is burgemeester de Vries een van de deelnemers aan het rondetafegesprek over vertrouwen.
Daarnaast verzorgt Oudewater een aantrekkelijk middagprogramma, waarin diverse facetten van Natuurlijk, Historisch en Kleurrijk Oudewater centraal staan. Het college van B&W zal u hoogstpersoonlijk rondleiden door de oudste stad van het Groene Hart.
Komt u ook?

door Webredactie | apr 25, 2024 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
‘Slimme samenwerking tussen Inwoners, Welzijn, Zorg en Gemeenten’, zo luidde de titel van de gezamenlijke bijeenkomst van de VNG Utrecht, het NUZO (Netwerk Utrecht Zorg voor Ouderen) en het Kennisplatform Utrecht Sociaal van de Hogeschool Utrecht rond het thema ‘Inwonerparticipatie door senioren’. De bijeenkomst werd gehouden op donderdag 25 april in het Auditorium Radiotherapie van het UMC Utrecht. Dagvoorzitter was Anneke Dubbink, bestuurslid van VNG Utrecht en raadslid in Houten.
De maatschappij staat voor grote uitdagingen: een tekort aan zorgpersoneel, vergrijzing en stijgende zorguitgaven. Dat vraagt om een andere manier van denken en werken. Samenwerking tussen verschillende domeinen, organisaties en senioren is noodzakelijk. Maar laten wij niet langer spreken óver, maar: mét senioren. Hoe pak je dat aan? Tijdens deze middag gingen verschillende sprekers hierop in.

Veel moois in ontwikkeling
Volgens prof. dr. Robbert Huijsman, hoogleraar Management & Organisatie van de Ouderenzorg aan de Erasmus Universiteit, is de wereld van ouderenparticipatie volop in beweging. Niet zozeer vanuit beleids- of bestuurlijk perspectief, want die benadering levert volgens hem ‘weinig energie’ op. Huijsman kijkt liever naar wat er in de praktijk allemaal gaande is. En dan is de conclusie hoopgevend: “Er is veel moois in ontwikkeling.”
Citizen science for health bijvoorbeeld, waarbij het draait om co-creatie en co-participatie van burgers in wetenschappelijk onderzoek. Of de wijze waarop het NUZO en haar Rotterdamse zusterorganisatie Genero ouderen direct en indirect nauw betrekken bij activiteiten op het gebied van ouderenzorg- en welzijn. En in het geval van Genero strekt die betrokkenheid tot en met deelname aan de regiotafels waar gesproken wordt over ouderenbeleid.
Volgens hem verdient het in het algemeen aanbeveling om het generatieperspectief nadrukkelijk te betrekken bij participatietrajecten “Neem bijvoorbeeld de babyboomers. Die zijn groot geworden met emancipatie en gaan nu richting ouderdom. Termen als eigen regie houden en zelfredzaamheid neemt deze generatie al vanaf de jaren ’60 met zich mee. Dat besef is nuttig.”
Generatiekloof
Temeer omdat in de wereld van zorg en welzijn op dit moment vier generaties aan het werk zijn voor drie generaties. “Al die groepen communiceren met elkaar. Maar wel op verschillende wijze. Een van de problemen die dan ontstaan is dat de direct aansluitende generaties elkaar niet kunnen verstaan. Pas als er een of twee generaties tussen zitten wordt dat weer makkelijk.”
Intergenerationele solidariteit staat aan de basis van ons sociaal stelsel. Maar verschillende generaties hebben wel heel andere verwachtingen over ouder worden en hulp van anderen. Huijsman: “De een rekent op hulp, de ander wil vooral zelfredzaam blijven: ‘Aan mijn lijf geen zorg van de buurvrouw!’
Daar wordt te weinig over gesproken, vindt Huijsman. “Wat is participatie, wijkzorg, buurtzorg, mantelzorg? Wat moeten we er onder verstaan en hoe ver willen we gaan. We moeten veel nadrukkelijker over dit soort zaken praten. Participatie is een pleidooi voor meer betrokkenheid, maar waar liggen de grenzen, vanuit menselijk perspectief?”
Gemeenschappelijke basis
Beleidsmakers, de zorgsector maar zeker ook de ouderen zelf moeten met andere woorden samen op zoek naar een gemeenschappelijke basis. Pas daarna komt de vraag hoe het moet worden georganiseerd. Huijsman toont zich cynisch over de rol van de overheid. “Nu wordt weer gezegd: de regio gaat het oplossen. Dat is inmiddels de vierde regionalisatiegolf die ik mee maak.”
Beter is het om te leren van de ervaringen. En daar het burgerperspectief nadrukkelijk bij betrekken. “De kunst bij elkaar afkijken en samen een toekomstbestendige uitvoeringsagenda opstellen in plaats van een overlegagenda. En de ouderen zelf daar ook zo vroeg mogelijk bij betrekken. Dus niet als het rapport al voor 95 procent klaar is.”
Goede voorbeelden
Daar zijn goede voorbeelden van, zoals de Zeeuwse zorgcoalitie, die uiteindelijk 85 beslispunten heeft omarmd en uitgewerkt, die vervolgens ook zijn aangeboden aan de regionale IZA overlegtafel (IZA staat voor het Integraal Zorgakkoord. In het kader daarvan werken zorgpartijen samen aan ‘de maatschappelijke uitdagingen in de zorg’).
In Groningen wordt aan aanpak gehanteerd die ook als voorbeeld kan dienen. Huijsman vat samen: “Niet oordelen en bepalen maar goed wegen of iets passend is en samen bepalen welke werkvormen erbij horen. Daar wordt het bestijgen van de participatieladder een stuk leuker van. Want je begint met luisteren. Dat vereist onder andere ook een andere bestuurstaal: wat heeft u nodig om dit te regelen? Als bestuurder gaat het erom de mensen middelen te geven om ruimte te creëren voor participatie.”
Dat is niet makkelijk, weet hij. “Ik word een beetje cynisch van het gebrek aan besef hoe lastig het is draagvlak te creëren.” Toch moet daar actief naar gezocht worden. “Horizontaal tussen bevolkingsgroepen en verticaal in eigen groep.” Het vlindermodel bijvoorbeeld is een mooie methode om te hanteren: “in voortdurende dialoog discussie verder brengen met elkaar. Dan ontstaan de mooiste ideeën.”
Laagdrempelig verbinding maken
Ronald Kalka, voorzitter van de stichting Asha en actief lid van de ouderendelegatie van het NUZO, sprak over de aanpak van ouderenparticipatie in de Hindostaanse gemeenschap in Utrecht. Volgens hem is vooral vertrouwen in elkaar heel erg belangrijk. “Als dat er niet is, gaan mensen niet meedoen, maar houden zij zich afzijdig.”
Daarnaast werkt Asha zo laagdrempelig mogelijk. Met een video van het grijze koppenorkest liet Kalka zien wat daarmee bedoeld wordt: muziek maakt mensen vrolijker en vriendelijker. En het brengt mensen nader tot elkaar. Dit is ook participatie maar wel op een heel ander niveau.”
Ook het buurthuis aan de Cartesiusweg functioneert op deze wijze. “Met elkaar doen we heel veel. Het hele jaar door ontplooien we elke week allerlei activiteiten. Zonder bemoeienis van beroepskrachten. En met steun van onze sponsors. Maar uiteindelijk doen we alles samen. De gemeente zorgt voor het gebouw en de verwarming. De rest doen de mensen zelf.”
Dat is volgens Kalka participatie ten top. “We verbinden en bieden elkaar daadwerkelijk ondersteuning. Want vanuit lief en leed komen ouderen bij elkaar en ontstaan activiteiten.”
Op buurtniveau in gesprek gaan
Joop de Bruin, voormalig huisarts, gaf een toelichting op de Utrechtse wijkcoöperatie Oost voor elkaar. Volgens hem is het voor de ouderparticipatie in een wijk met 33.000 inwoners met name van belang om buurtgericht te werken. “Als je op dat schaalniveau met mensen gaat praten over hun wensen, blijkt dat ze vooral op zoek zijn naar buurtontmoetingsplekken. Als die er zijn komen daar vanzelf activiteiten uit voort.”
Bij het maken van verbinding is wel enige ondersteuning nodig. Daarvoor kijkt De Bruijn naar de zogeheten buurtverbinders. “En als eenmaal bekend is wat de mensen willen, ga je naar de gemeente en bespreek je welke thema’s de mensen hebben aangedragen.” In Oost bleken er in totaal 13 buurtthema’s te kunnen worden aangewezen. De aanpak daarvan is vervolgens simpelweg ‘een kwestie van regelen’, aldus De Bruin. “Het is niet zo moeilijk: Zoek de mensen op, praat met ze en zorg dat het wordt geregeld.”
Levenswijsheid is belangrijk
Lea Bouwmeester is kwartiermaker inwonerparticipatie in de gemeente Zoetermeer. Zij opende met een eigen ervaring. Als 27-jarige trad Bouwmeester aan als lid van de Tweede Kamer en dacht de wijsheid in pacht te hebben. Nu is zij 44 en weet beter: ‘Oh, dat bedoelden ze.’ Waarmee zij maar wil zeggen: “Levenswijsheid is belangrijk. Soms is het beter om even luisteren en te laten marineren wat er is gezegd.”
Leren luisteren dus, maar ook kijken naar wat mensen zelf kunnen. “We kijken in dit land heel graag naar wat mensen niet kunnen. Want, zo is de gedachte, hoe erger je dat onvermogen omschrijft, hoe eerder je steun verwerft. Maar je krijgt hele andere lijstjes, als je aan mensen vraagt wat ze wel kunnen. Wanneer je dat doet, treden andere mechanismen in werking.”
Dat blijkt een belangrijke drijfveer voor Bouwmeester: “Ik wil mensen een stem geven die niet of nauwelijks gehoord worden. Vaak wordt in participatietrajecten gesproken van lastige burgers. Maar dan wordt voor het gemak vergeten dat juist de mensen zelf het antwoord zijn op veel van de opgaven.”
Coalities bouwen
Bouwmeester heeft zich inmiddels gespecialiseerd in het bouwen van coalities. We leven immers in een VUCA-samenleving (VUCA staat voor Volatility, Uncertainty, Complexity en Ambiguity oftewel Volatiel (turbulent), Onzeker, Complex en Ambigu of dubbelzinnig), wat leidt tot een wereld die steeds complexer wordt en waarin veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen.
Het helpt om in een dergelijke omgeving op zoek te gaan naar een ‘gezamenlijk wenkend perspectief’. “Want als je dat hebt gevonden, krijg je verbinding. Ook tussen mensen die tegenover elkaar staan en die elk voor zich een eigen waarheid hebben. Het helpt niet om je vast te blijven klampen aan actieplannen. Ga in plaats daarvan de dialoog aan. Daar word je ontzettend slim van.”
Samen is beter dan alleen, vindt Bouwmeester. “Waarom? Omdat we samen meer weten. Samen krijg je eigenaarschap, voor zowel het probleem als de oplossing. Als die in dialoog zijn geïdentificeerd en gevonden ontstaat draagvlak. Mensen doen niets als ze er geen belang bij hebben. Als ze het belang wel zien, komen ze in beweging.”
Dialoog en uitvoeringskracht
Bestuurders en beleidsmakers doen er dus goed aan om in hun streven naar ouderenparticipatie op zoek te gaan naar dialoog en uitvoeringskracht bij ouderen zelf. Dat leren onder andere de ervaring met participatieprojecten in Zoetermeer, Limburg en Zeeland. Bouwmeester: “Probeer een vraagstuk niet meteen professioneel in te vullen. Nodig in plaats daarvan mensen uit een bijdrage te leveren. Dat geeft vertrouwen. ‘Niemand weet het, dus laten we samen gaan puzzelen.’ Als mensen zich meer in het probleem en in elkaar kunnen en mogen verdiepen, begrijpen ze elkaar beter, komen ze tot gedeelde inzichten en accepteren ze ook de uitkomst van een traject eerder. Als het gaat om participatie moeten we niet ‘mensen meenemen’ maar juist veel meer ‘samen doen’.”
Dat vereist bovenal een andere mindset, aldus Bouwmeester. “Nieuwsgierigheid is een eerste vereiste: vragen stellen en luisteren naar de antwoorden, om het beter te begrijpen. Wat wil je echt weten én ben je dan vervolgens ook bereid daar iets mee te doen? Met name dat laatste is belangrijk, want dan stel je niemand teleur en creëer je draagvlak en zelfs eigenaarschap voor de oplossing.”
Het schept procedurele rechtvaardigheid kortom. “Als mensen onderdeel zijn van een denkproces, begrijpen en accepteren ze de uitkomst eerder. Ook als ze daar zelf niet 100 procent mee eens zijn.”
Het huidige systeem zit te vast en is te verantwoordingsbelast, zo stelde Bouwmeester in de afsluitende paneldiscussie. “Inwoners, en dus ook de ouderen zelf, zijn het antwoord. Vraag je als overheid af hoe we het samen kunnen bedenken en samen tot betere oplossingen komen.”
door Webredactie | apr 16, 2024 | VNG Utrecht Nieuws
Begin december werd duidelijk dat burgemeester Gerolf Bouwmeester een pas op de plaats moest maken om aandacht te besteden aan zijn gezondheid. Commissaris van de Koning Hans Oosters benoemde toen in goed overleg met de fractievoorzitters van Leusden Frans Backhuijs als waarnemend burgemeester. Frans Backhuijs was eerder burgemeester van Nieuwegein en nam daar in mei 2023 afscheid. De komende weken zal Gerolf Bouwmeester stappen zetten richting zijn terugkeer.
door Webredactie | mrt 20, 2024 | VNG Utrecht Nieuws
De VNG zoekt kandidaten voor in totaal 34 vacatures in het VNG-bestuur en in verschillende VNG- commissies (inclusief colleges), waaronder de vacatures van voorzitter van de commissie Zorg, Jeugd & Onderwijs en voorzitter van de commissie Raadsleden & Griffiers. Men kan zich kandidaat stellen tot uiterlijk woensdag 10 april aanstaande, vóór 12.00 uur.
U kunt zich kandidaat stellen tot uiterlijk woensdag 10 april aanstaande vóór 12.00 uur via de website governance.vng.nl. Hier kunt u ook aangeven naar welke vacature(s) uw belangstelling uitgaat.
Als u zich kandidaat gesteld hebt wilt u dat dan ook per mail kenbaar maken bij het bestuur van de VNG Utrecht (via p.bannink@vngutrecht.nl)? Wilt u daarbij ook uw motivering toevoegen en aangeven wat u denkt te kunnen betekenen voor uw collega’s in de provincie Utrecht? Dit vergemakkelijkt de aanbeveling die het bestuur mag uitbrengen. Bij voorbaat hartelijk dank daarvoor.
De selectie van kandidaten vindt plaats door de Voordrachtscommissie, onder voorzitterschap van René Verhulst, burgemeester Ede, die per vacature één kandidaat selecteert. De kandidaten worden uiterlijk 22 mei bekend gemaakt aan de leden. Op dat moment wordt ook de mogelijkheid geopend om tegenkandidaten te stellen. In de ALV van 26 juni 2024 spreken de leden zich uit over de kandidaten op de enkelvoudige voordracht van de adviescommissie en eventuele tegenkandidaten.
door Webredactie | feb 9, 2024 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
Fatsoenlijk lokaal bestuur vereist enerzijds responsief en behoorlijk bestuur en anderzijds serieuze tegenmacht. “Daar zijn wethouders mede verantwoordelijk voor”, aldus Julien van Ostaaijen, universitair docent bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lector recht en veiligheid aan de Avans Hogeschool.
Van Ostaaijen was een van de sprekers op de Wethoudersbijeenkomst van de Wethoudersvereniging en de VNG Utrecht, die vrijdag 9 februari werd gehouden in de raadzaal van het gemeentehuis in Houten. Burgemeester Gilbert Isabella gaf daar het startschot voor een informatieve bijeenkomst over het vak van wethouder. Volgens Isabella staan wethouders voor een behoorlijk aantal opgaven. “Dan helpt het om met elkaar te spreken over de zaken waar je tegenaan loopt.”
Uit de bijdrage van Jeroen van Gool, directeur van de Wethoudersvereniging, bleek hoe divers de vraagstukken zijn waar wethouders zich voor gesteld zien. Eigen onderzoek heeft uitgewezen dat die zijn te groeperen rond vier ontwikkelperspectieven.
Het eerste perspectief betreft de bestuurlijk-organisatorische ontwikkelingen. “Dualisering is er een van”, aldus Van Gool. “We zijn nog altijd aan het leren over de toepassing en uitvoering van het duale stelsel. In het samenspel raad-college zijn we in feite nog steeds aan het experimenteren. Wat niet helpt is dat er continu veel verandert. Veranderingen die worden versterkt door interbestuurlijke verhoudingen, door decentralisaties en allerlei uitvoeringskwesties.”
Taken versus knaken
Een tweede perspectief volgt uit financieel-economische ontwikkelingen. Van Gool: “Kort samengevat is het zoals Jan van Zanen eerder opmerkte: gemeenten en dus ook wethouders krijgen wel de taken, maar niet de knaken. En dat zorgt voor enorme druk. De decentralisatie van het sociaal domein was net in gang gezet toen het coronavirus uitbrak. Die combinatie deed iets met het bestuurlijk en ambtelijk samenspel. We wilden het anders en beter doen, maar lopen ertegenaan dat het ambtenarenapparaat vermoeid en verweesd is geraakt en ook nog eens kampt met personele problemen. Allemaal zaken die van invloed zijn op de toekomst van het wethouderschap.”
Derde perspectief is dat van de toegenomen maatschappelijke onrust. Van Gool: “De verruwing in de samenleving, die vaak ontaardt in bedreiging stelt de weerbaarheid van het openbaar bestuur op de proef. Minderheden maken zich steeds luider verstaanbaar. Dit beïnvloedt ook de ruggengraat van de gemeenteraad. Raadsleden waaien steeds meer mee met de wind van minderheden. Met alle gevolgen van dien. In zo’n geval blijkt een coalitieakkoord opeens niet zo heilig meer.”
En dan zijn er tot slot nog de ontwikkelingen rond het ambt van wethouder zelf. “De dualisering, het wethouderschap van buiten, meer aandacht voor diversiteit, toenemende werkdruk, integriteit en de toenemende aandacht ervoor. Met het integritisme als negatief effect. Want integriteit kan ook als politiek wapen worden ingezet.”
Rust en stabiliteit
De Wethoudersvereniging ziet een aantal oplossingsrichtingen om bovenstaande knelpunten te lijf te gaan. In de eerste plaats: meer rust en stabiliteit in het vak door instelling van een bestuursperiode van zes jaar. “We zitten nu op een zittingsduur voor wethouders van gemiddeld 2 jaar en 10 maanden. Per week treden twee tot drie wethouders af.”
Dat gebeurt mede onder invloed van wat Van Gool typeert als het Tweede Kamer-effect: “In de Tweede Kamer is het een politiek verdienmodel geworden om iemand neer te sabelen. Datzelfde model zien we nu ook in de gemeentepolitiek zijn intrede doen. Men is erbij gebaat de ander te wantrouwen en kleiner te maken en met mooie beloftes kiezers aan zijn of haar kant te krijgen.”
Rust en stabiliteit ontstaan ook door verbetering van de arbeidsvoorwaarden en vermindering van de werkdruk. “Dat laatste is geen probleem, totdat je tegen muren aanloopt, het politiek klimaat je gaat tegenstaan of als de raad telkens van koers wisselt.”
De instelling van een loopbaanfonds kan ook bijdragen aan rust en stabiliteit. “Tijd inruimen voor reflectie is niet vanzelfsprekend voor wethouders. Een loopbaanfonds kan dat veranderen.” Daar moet dus meer geld voor worden vrijgemaakt, vindt Van Gool:
Daardoorheen spelen de generatieverschillen: “De gemiddelde leeftijd van wethouders wordt steeds lager”, weet Van Gool. “In 2014 waren wethouders gemiddeld 55,5 jaar. Nu daalt het richting de 50. Voor oudere generaties was het wethouderschap de kroon op je loopbaan. Veel jongere wethouders die instromen zien het als een eerste baan. En zij denken dus ook anders na over de vraag ‘What’s next?’ Zij worstelen met de vraag hoe het ambt functioneel te maken is voor stappen die daarop volgen. En dan merken ze dat het loopbaanperspectief niet altijd even positief is.”
Een andere oplossing is het verruimen van de eigenstandige bevoegdheden voor wethouder. “De wethouder zou meer beleidsvrijheid moeten krijgen. Ondanks dat dat afbreuk kan doen aan zoiets als het collegiaal bestuur.” Temeer omdat er zo ruimte ontstaat voor beleid van onderop. “Van Gool: “Jullie hebben veel zicht op de uitvoeringspraktijk en zien dus waar regelgeving knelt. Nu roept de Tweede Kamer nieuwe regels in het leven. Wij vinden dat lokale ervaringen landelijke regelgeving moeten bepalen en beïnvloeden. De uitvoerbaarheidstoets is wat ons betreft een belangrijk element.”
Wethouders in de VUCA-wereld
Tot slot doen wethouders er goed aan meer aan verwachtingenmanagement te doen. “Veel draait om wantrouwen versus vertrouwen. Dat vereist dat je hoort uit te leggen dat niet alles kan en niet alles mag. Die duidelijkheid over wat men kan verwachten is een belangrijke sleutel tot een sterke positie van de wethouder in zijn relatie met de lokale samenleving.”
Complicatie is dat wethouders zich in een VUCA-wereld bevinden, een omgeving die wordt gedomineerd Volatility, Uncertainty, Complexity en Ambiguity (Vluchtigheid, Onzekerheid, Complexiteit en Onduidelijkheid).
Van Gool: “Dat doet iets met de dynamiek in een gemeente. Aan de collegetafel maar ook in de interactie met raad en samenleving.” Voordeel voor Utrechtse wethouders is wel dat de bestuurscultuur hier afwijkt van wat elders gebruikelijk is. “In Utrechtse gemeenten heerst overduidelijk een gemeenschapscultuur. Er is zelden sprake van haat en nijd, zoals we in andere regio’s vaker tegenkomen.”
Het is goed om te realiseren dat wethouders met publieke waardecreatie bezig zijn, in samenspraak met college, raad en samenleving. “Dat gaat alleen als de driehoek in balans is tussen wat mag en moet (de legitimiteit), waarvoor je het doet (de maatschappelijke doelen) en wat er kan (de middelen). Op de balans tussen deze drie hoekpunten staat voortdurend spanning. Als die spanning leidt tot disbalans, dan raakt dat de bekwaamheid, de betrouwbaarheid en de betrokkenheid van het lokaal bestuur.”
Wethouders moeten daarvoor waken en zouden er zelfs een vierde B aan toe moeten voegen: de B van barmhartigheid. “We zijn als overheid steeds meer in de efficiency gedoken: alle lijstjes moeten kloppen. Misschien moeten we wel terug naar de bedoeling van de overheid: waarom doen we het met zijn allen? De overheid is er om schaarste te verdelen, maar wel met oog voor de minderheid die niet tot het algemeen belang gerekend wordt. Daar komt barmhartigheid om de hoek kijken en passie voor de samenleving. Gezag functioneert niet als er geen maatschappelijk engagement is.”
Wethouder als boegbeeld
Julien van Ostaaijen ging op in zijn bijdrage dieper in op de rol van de wethouder als boegbeeld van goed bestuur. Het draait daarbij volgens hem om prestaties, responsiviteit en behoorlijkheid. Het grootste knelpunt daarbij is de continue strijd tussen willen en kunnen. Zoals ook de Raad voor het Openbaar Bestuur constateert in zijn signalement Gezag herwinnen.
Van Ostaaijen: “De democratie (responsiviteit), de rechtsstaat (behoorlijkheid) en het bestuurlijk vermogen (prestatievermogen) kunnen behoorlijk botsen met elkaar.” Volgens hem is het daarom vooral belangrijk om de ‘waarde van de waarden’ in het oog te houden. “Verschil mag er zijn per casus, maar houd voor alle drie voldoende kwalitatieve aandacht.”
In het licht van responsief bestuur valt een onderscheid te maken tussen drie fasen van burgerparticipatie. De eerste generatie (1970) maakte werk van inspraak, wat inmiddels ook een wettelijk vastgelegd recht is geworden. De tweede generatie (1990) betreft interactief beleid, oftewel de wens om eerder in het beleidsproces de stem van belanghebbenden toe te laten. Het initiatief en de randvoorwaarden daarvoor liggen bij de lokale overheid. De derde generatie ontstaat met de opkomst van burgerparticipatie in de vorm van burgerinitiatieven.
Tussen de oren
Wat gaat goed en wat gaat minder? Volgens Van Ostaaijen is het positief dat responsiviteit is geïnstitutionaliseerd: “Het zit tussen de oren”. Er is bovendien een groot gemeentelijk aanbod van participatietrajecten en inbreng is doorgaans makkelijk te vertalen in ‘beleid’.
Er gaan echter ook dingen fout. Zo communiceren gemeenten soms beperkt over dit soort initiatieven, is er sprake van willekeur bij de inzet van burgerparticipatie, is de mate van invloed beperkt en wordt teveel aandacht besteed aan de voorkant van het participatieproces in plaats van aan de uitvoering en terugkoppeling ervan. “Als je werk maakt van burgerparticipatie om draagvlak te vergroten, dan is dat een te beperkte taakopvatting.”
Vooral met burgerinitiatieven blijken veel gemeenten nog te worstelen. “Het is potentieel interessant voor een grotere en meer diverse doelgroep dan de traditionele inspraakvarianten. Er zijn ook veel goede intenties bij de lokale overheid om dit te ondersteunen. Maar is het is lastig, zowel uit praktisch oogpunt (hoe moet het?) als vanuit economisch (wie betaalt het?) en juridisch (wie is verantwoordelijk?) perspectief. Het is een proces van vallen en opstaan, waar we nog veel in moeten leren.”
Zijn aanbevelingen voor een beter responsief bestuur: denk na waar en waarom u burgerparticipatie inzet, denk na over de manier waarop en de manier van communiceren, heb aandacht voor uitvoering, de uitvoerders en de terugkoppeling aan inwoners, sta ook echt open om plannen aan te passen en heb aandacht voor de wellicht stille(re) meerderheid.
Wel of geen Robin Hood
Minstens zo belangrijk, maar soms toch ondergewaardeerd is behoorlijk bestuur. Van Ostaaijen: “Behoorlijk bestuur is primair een zaak van cultuur en daarna van structuur.” Wanneer is een wethouder de sheriff en wanneer wordt hij Robin Hood, is een vraag. Maar ook: in welke relatie staat hij of zij tot recht en regels? “Het lijkt simpel: houd je aan de regels. Maar soms is het ingewikkelder dan dat.”
Integriteit staat sowieso voorop. Uit de Politieke Integriteitsindex komen jaarlijks ongeveer 50 gevallen voor van wethouders met een integriteitsprobleem. Maar de Monitor Integriteit en Veiligheid laat heel andere cijfers zien. Daarin spreekt 26 tot 36 procent van de politieke ambtsdragers een vermoeden uit van integriteitsproblemen bij collega’s: verstrengeling van belangen, misbruik maken van gevoelige informatie, meestemmen over zaken van persoonlijk belang of het uitoefenen van oneigenlijke druk op ambtenaren.”
Toch moet men vooral waken voor integritisme, waar eerder ook Van Gool over repte. “Integriteit inzetten als politiek wapen, waarmee je een politieke tegenstander kunt aanvallen is vervelend en lastig om mee om te gaan. Vooral ook in het leven na het wethouderschap. Want als zo’n beschuldiging eenmaal is gedaan vindt de nieuwe werkgever die beschuldiging als eerste zoekresultaat op Google bij het ingeven van uw naam.”
Behoorlijk bestuur raakt ook de (on)wenselijkheid van Robin Hood-gedrag. Dat wordt volgens wethouders zelf met name in de hand gewerkt door concrete casussen en ontoereikende wet- en regelgeving, en dan vooral in het sociaal domein. Voordat ze dit doen, blijken wethouders steun te zoeken bij collega’s en ambtenaren.
In het algemeen is dat een aanbeveling van Van Ostaaijen. “Stel professionals in staat tegenspraak te geven binnen de organisatie. Vaak is het gevoel dat iets niet kan (vergelijk de toeslagenaffaire), maar wordt niet ingegrepen. Want wie is er nu feitelijk verantwoordelijk voor? Dergelijke impasses zijn te voorkomen door voldoende tegenmacht te organiseren en loyale tegenspraak te stimuleren. Tegenmacht is soms lastig, maar van essentieel belang. Fatsoenlijk lokaal bestuur vereist macht én tegenmacht. En daar zijn wethouders medeverantwoordelijk voor.”
door Webredactie | jan 17, 2024 | Blogs, VNG Utrecht Nieuws
In alle gemeenten zijn de nieuwjaarsrecepties met de toespraken en mooie wensen achter de rug. Laten we er ook voor de VNG Utrecht en daarmee voor onze 26 gemeenten een mooi jaar van maken! Een goed moment om vooruit te kijken voor de VNG Utrecht.
Voor- en najaarsbijeenkomsten
De reguliere wat grotere bijeenkomsten in het voorjaar en in het najaar zullen op een wat andere manier worden georganiseerd dan in de traditionele congresvorm. Dat zal wat uitproberen worden, maar gelet op de inzet en het enthousiasme van iedereen, durf ik nu al te voorspellen dat het de moeite waard gaat worden. Noteert u alvast in uw agenda:

Interesse in Klankbordgroep Kabinetsformatie?
Binnen de VNG hebben we onze nieuwe verenigingsstrategie ‘Stap naar voren’ vastgesteld. Doel hiervan is onze relevantie te vergroten, de positionering en meerwaarde van de gemeente te vergroten en te versterken. Als VNG doen we die stap naar voren omdat gemeenten inzicht hebben in de leefwereld van de inwoners en kennis hebben van de uitvoering van beleid. Dat houdt in dat we als lokale overheid een andere rol kunnen vervullen voor belangrijke vraagstukken waar onze inwoners mee te maken hebben. Vraagstukken die door de landelijke overheid niet altijd worden opgepakt.
Om deze rol vanuit de VNG te kunnen waarmaken, moeten we intern als VNG een aantal zaken verbeteren. Het gaat dan bijvoorbeeld om de betrokkenheid van de leden, zoals optimale inbreng en uitwisseling van kennis en inzichten. Tegelijkertijd daarbij recht doen aan de verscheidenheid binnen de vereniging, ook bij het maken van afwegingen en in de besluitvorming. Op die manier kunnen de positie en het gezag van de VNG richting Tweede Kamer, Kabinet en departementen worden versterkt.
Hiervoor is het nodig dat de VNG, juist in de periode van de kabinetsformatie, met ‘snelheid’ kan schakelen in de besluitvorming. Daarom is er binnen de VNG een zogenoemde klankbordgroep, die input levert aan het bestuur voorafgaand aan de besluitvorming. Met zo’n klankbordgroep en werkwijze is eerder ervaring opgedaan in de periode dat de VNG veelvuldig met het Kabinet in overleg was gedurende de coronaperiode. Voor de klankbordgroep die nu in het leven is geroepen ligt de focus in eerste aanleg op thema’s rond de Kabinetsformatie.
De Utrechtse regio levert voor de Klankbordgroep twee mensen, vooralsnog nemen Micheline Paffen (wethouder Amersfoort) en ik die rol op ons. Op basis van de agenda (verdieping) is een extra vertegenwoordiging mogelijk. Dit zullen wij in de gaten houden, zodat we bijtijds andere mensen kunnen vragen deel te nemen aan de Klankbordgroep. Twee thema’s die sowieso extra uitgelicht zullen worden zijn ‘wonen’ en ‘bestaanszekerheid’. Als je interesse hebt om (af en toe) deel te nemen aan deze Klankbordgroep, laat het mij of het secretariaat van de VNG Utrecht dan weten. Dan hebben we een ‘lijst’ met vermoedelijk een aantal wethouders die hiertoe bereid zijn. Overigens zijn de overleggen altijd online (vaak maandag eind van de middag).
Inbreng vanuit Utrechtse gemeenten organiseren
Wij hebben in onze provinciale VNG afdeling 18 mensen die actief zijn in één van de commissies of colleges van de landelijke VNG. Daar worden voorstellen besproken, die bijvoorbeeld te maken hebben met de inzet van de VNG op allerlei beleidsterreinen, of over de uitvoering van het rijksbeleid door gemeenten. Het is wenselijk – althans, zo denk ik erover – om de deelnemers uit ‘onze 26 gemeenten’ vaker input mee te geven voor hun werk in het bestuur van de VNG of de VNG-commissies en colleges. Hoe mooi zou het niet zijn als je in zo’n commissie weet dat je niet alleen je eigen kennis en mening meeneemt, maar ook de inbreng van betrokken en ter zake deskundige collega’s?
Dat vereist iets van twee kanten: een actieve permanente ‘zoektocht’ van de deelnemers aan deze commissies, en een open houding om hen informatie mee te geven. Dat kan op verschillende manieren. Onze online nieuwsbrief kan ervoor worden gebruikt maar er bestaan daarnaast natuurlijk allerlei andere mogelijkheden om dat te organiseren.
Een makkelijke manier, die misschien wat onbenut blijft, is om tijdens reguliere overleggen een kort moment ‘te kapen’ ten behoeve van VNG zaken. Denk bijvoorbeeld aan het algemeen bestuur van de GGD of een Omgevingsdienst. Of een overleg dat de provincie organiseert met de wethouders financiën. Of de Vereniging Sport en Gemeenten en met de wethouders sport. Ik noem er maar een paar. Lijkt me heel goed werkbaar als iemand uit deze vergadering die in een VNG-commissie zit kort wat informatie geeft en ophaalt. Zijn hier nog specifieke ideeën of wensen over, laat het dan ook weten aan het secretariaat.
Alles om de inbreng van de 26 Utrechtse gemeenten, voor al die inwoners, te versterken.
Succes en plezier in dit nieuwe jaar!
Maarten Divendal
Voorzitter VNG Utrecht