Vrijdag 15 november 2024 hield de VNG Utrecht in het Amersfoortse theater de Veerensmederij haar Najaarscongres. “KEI gelukkig” luidde de titel van de bijeenkomst, die met name draaide om de vraag wat gemeenten kunnen doen om het geluk van hun inwoners te bevorderen. Volgens spreker Ap Dijksterhuis is geluk niet een of ander vaag ideaal. “Geluk is iets waar je als bestuurder concreet aan kunt bijdragen.”
Het congres opende met een welkomstwoord van Lucas Bolsius, burgemeester van Amersfoort, de gemeente waar de leden van de VNG Utrecht deze keer te gast waren. Volgens Bolsius kan geluk soms heel dichtbij zijn, maar is tegelijkertijd ongeluk ook heel dichtbij. “We hebben op dat gebied te maken met een aantal vraagstukken die we niet meer als stad alleen kunnen oplossen. Die moeten we in een daily urban system zien op te lossen, dat groter is dan de gemeentegrenzen aangeven. En of je nou bestuurder van een kleine gemeente of een grote gemeente bent, we zullen ons allemaal op dat nieuwe niveau moeten heruitvinden.”
Maarten Divendal en Marcella van Esterik werden extra in het zonnetje gezet.
Algemene ledenvergadering
Het antwoord op de vraag hoe daar invulling aangegeven kan worden, kwam later aan de orde. Eerst was het woord aan voorzitter Maarten Divendal, tevens burgemeester van de Ronde Venen, die voor het laatst de Algemene Ledenvergadering van de VNG Utrecht leidde.
Voor het laatst, omdat hij een van de drie bestuursleden is, die hun vertrek hebben aangekondigd. Naast Divendal zelf zijn dat Marcella van Esterik (griffier Soest) en Lot van Hooijdonk (wethouder Utrecht). Voor twee van de drie vacatures worden tijdens de ALV al nieuwe kandidaten voorgedragen: Mark Röell, burgemeester van Baarn en Walter Hooghiemstra, raadsgriffier Utrechtse Heuvelrug.
Marcella van Esterik is precies 10 jaar en 1 dag bestuurslid geweest van de VNG Utrecht en werd daarom benoemd tot erebestuurslid. Vicevoorzitter Petra Doornenbal, burgemeester van Renswoude, zette vervolgens Maarten Divendal nog even in het zonnetje.
Tijdens de ALV gaven de leden tevens hun goedkeuring aan de begroting voor 2025. Een van de daarin aangekondigde maatregelen betreft de contributie. Deze blijft ook voor volgend jaar blijft op het zelfde niveau.
Namens Lopik nam wethouder Gerrit Spelt de prijs in ontvangst.
Lopik wint waarderingsprijs
Na de ALV werd voor het eerst de ‘Waarderingsprijs Utrechtse gemeenten 2024’ uitgereikt. Deze prijs is door het bestuur van de VNG Utrecht ingesteld voor een bijzondere actie of opmerkelijk bestuurlijk initiatief, dat kan dienen als voorbeeld of inspiratie voor andere gemeenten.
Vijf gemeenten waren genomineerd voor de Waarderingsprijs: Baarn, Bunnik, Lopik, Vijfheerenlanden en Zeist. De onderwerpen van de inzendingen liepen uiteen van de bouw van tijdelijke woningen, duurzame bedrijfsvoering van agrariërs en de inzet van gepensioneerden tot besturen met lef en weerbaar bestuur. Uiteindelijk heeft de onafhankelijke jury, bestaande uit oud-bestuursleden van de VNG Utrecht, de prijs toegekend aan de gemeente Lopik.
Nadya Aboyaakoub-Akkouh in gesprek met Maarten Divendal.
Aansluitend vond een gesprek plaats met diverse leden van het bestuur en de commissies en colleges van de landelijke VNG.
Mark Foekema, lid van de commissie Financiën, sprak onder andere over het ravijnjaar en de benarde financiele sitatie van veel gemeenten.
Nadya Aboyaakoub-Akkouh, lid van de commissie Participatie, Schuldhulpverlening en Integratie, vertelde over de zorgen die er mede door de budgettaire problemen op dat vlak leven.
Tanja ter Brake, cabaretier en stadsdichter.
Gemeenten als architecten van geluk
Na de pauze hield Tanja ter Brake, cabaretier en stadsdichter van de gemeente Amersfoort een interactieve sessie over ‘Geluk in de Provincie Utrecht’. De deelnemers werden eerst verdeeld over een kaart van de provincie, waar ze als bestuurder actief zijn. Daarna werd hen gevraagd daar te gaan staan waar ze voor het eerst geluk hebben ervaren. Waarmee treffend werd geillustreerd dat geluk zich niet aan gemeentegrenzen houdt.
Waarmee niet gezegd is dat gemeenten niets aan het geluk van hun inwoners kunnen bijdragen. integendeel, zo stelde hoogleraar sociale en cultuur psychologie en schrijver Ap Dijksterhuis, verbonden aan de Radboud Universiteit. Hij gaf in zijn bijdrage juist aan hoezeer sociale cohesie, vertrouwen en kleine dagelijkse keuzes het verschil kunnen maken. “Geluk,” zo benadrukte Dijksterhuis, “is geen vaag ideaal, maar iets waar je als bestuurder concreet aan kunt bijdragen.”
Het fundament: sociale cohesie
Sociale cohesie vormt volgens Dijksterhuis de kern van een gelukkige gemeenschap. Mensen die zich verbonden voelen met hun omgeving – of dat nu hun wijk, stad of een groter geheel is – ervaren meer geluk. Een opvallend voorbeeld dat hij aanhaalde, was een grootschalig religieus festival in India. Onderzoekers ontdekten dat deelnemers ondanks de spartaanse omstandigheden gelukkiger en gezonder terugkeerden. Dit komt doordat gedeelde ervaringen, vooral in een grotere gemeenschap, mensen een gevoel van betekenis en verbondenheid geven.
Ook steden kunnen dit principe benutten, stelt Dijksterhuis. Door evenementen te organiseren en tradities te koesteren, ontstaat een gevoel van trots en identificatie met de eigen gemeente. Zelfs kleine initiatieven, zoals een buurtfestival of lokale markt, kunnen hierin grote impact hebben.
Hoogleraar sociale en cultuur psychologie en schrijver Ap Dijksterhuis.
Kleine ontmoetingen, grote effecten
“Een praatje in de trein, een gesprek met de kassamedewerker: het zijn momenten die we onderschatten, maar die ons direct gelukkiger maken,” vertelde Dijksterhuis. Hij verwees naar onderzoek in Chicago, waar metroreizigers gelukkiger bleken na een kort gesprek met een medepassagier. Ook de aangesproken personen zelf voelden zich beter.
Gemeenten kunnen dit soort interacties bevorderen door buurten en openbare ruimtes zo in te richten dat ontmoeting vanzelfsprekend wordt. Denk aan bankjes in parken, gezellige pleinen en buurtcentra. Dijksterhuis: “We denken vaak dat mensen geen behoefte hebben aan contact, maar in werkelijkheid hunkeren we naar verbinding.”
Misschien blijkt vrijwilligerswerk daarom wel een krachtige bron van geluk. Dijksterhuis noemde als voorbeeld de gemeente Hof van Twente, waar een gemeentelijk vrijwilligersnetwerk honderden inwoners heeft betrokken. “Vrijwilligerswerk biedt niet alleen betekenis aan het leven van de vrijwilliger, maar versterkt ook de sociale structuur van een gemeenschap,” zei hij. Dit kan variëren van het helpen bij kleine juridische kwesties tot het bieden van een luisterend oor.
Vertrouwen als hoeksteen
Een essentiële voorwaarde voor geluk is vertrouwen, zowel in elkaar als in de instituties die ons dagelijks leven vormgeven. Dijksterhuis wees op onderzoek dat aantoonde dat vertrouwen in instituties sterk samenhangt met het geluksniveau in een land. Een opmerkelijke illustratie is een wereldwijd experiment waarbij gevonden portemonnees werden teruggebracht. Landen met een hoge mate van vertrouwen, zoals Zwitserland en Nederland, scoorden opvallend hoog.
Voor gemeenten betekent dit dat transparantie en toegankelijkheid cruciaal zijn. Bestuurders moeten niet alleen goed beleid maken, maar ook laten zien dat zij er voor hun inwoners zijn. Dit versterkt het vertrouwen en daarmee het welzijn van de gemeenschap.
Geluk is investeren in ervaringen
Een ander opmerkelijke bevinding is dat ervaringen meer lijken bij te dragen aan geluk dan materiële zaken. Spullen blijken snel hun glans te verliezen, terwijl herinneringen aan bijzondere ervaringen juist mooier worden. Gemeenten kunnen hier volgens Dijksterhuis op inspelen door te investeren in culturele activiteiten, recreatie en toegankelijk groen. Zulke investeringen blijven mensen bij en versterken hun band met de omgeving.
Geluk begint bij verbondenheid
Volgens Dijksterhuis hangt het welzijn van inwoners sterk samen met sociale verbindingen. Mensen die weten dat zij kunnen rekenen op vrienden of familie zijn gelukkiger, een gegeven dat wereldwijd de sterkste voorspeller van geluk blijkt te zijn.
Voor gemeenten betekent dit dat zij moeten investeren in een gevoel van samenhang, bijvoorbeeld door ontmoetingen te faciliteren en vrijwilligerswerk te stimuleren.
“Geluk,” concludeerde Dijksterhuis, “is geen abstract begrip. Het zit in vertrouwen, verbinding en de kleine keuzes die we maken. Als gemeenten zich hierop richten, bouwen ze niet alleen aan gelukkige individuen, maar aan een gelukkige samenleving.”
Het ochtendprogramma van het Najaarscongres werd besloten met een ‘wrap up’ van Tanja ter Brake, die wat haar is opgevallen tijdens het congres in het gedicht ‘Geluk’ wist te vatten.
Hoewel veel gemeenten er anders over denken, is digitalisering geen toekomstmuziek, maar een actuele en urgente opdracht. Dat bleek tijdens een netwerkbijeenkomst over de Digitale Agenda Gemeenten 2028 van de VNG Utrecht en de directie Lokaal Bestuur en Informatiesamenleving van de landelijke VNG.
Jeroen Lalleman
“De wittebroodsweken zijn voorbij,” stelde Jeroen Lalleman, strateeg Digitale Overheid bij VNG, tijdens zijn introductie. “Digitalisering raakt inmiddels alle aspecten van het gemeentelijk bestuur, van openbare veiligheid tot het sociale domein. Toch blijkt dat veel gemeenten moeite hebben om zelfs de basis op orde te krijgen.”
Dat besef is niet op alle niveaus en in alle gemeenten even goed doorgedrongen, getuige ook de relatief lage opkomst van de netwerkbijeenkomst. “Het onderstreept alleen maar de noodzaak om hiermee aan de slag te gaan en gemeenten aan te zetten tot actie.”
Iris Meerts en Walter van Dijk
Urgentie én kansen
Dat dit gemeenten voor een complexe uitdaging stelt is evident, gezien de frequente berichtgeving over bijvoorbeeld datalekken en cybercrime, maar ook de strenger wordende Europese regelgeving. Deze uitdagingen dwingen gemeenten om hun digitale huishouding snel op orde te brengen.
Zeker ook omdat er wel degelijk kansen liggen om de werkdruk te verlichten en tot betere dienstverlening te komen. Zo kan kunstmatige intelligentie worden ingezet voor het verbeteren van de efficiëntie van werkprocessen. In Beverwijk worden bijvoorbeeld omgevingsvergunningen deels door AI beoordeeld.
“Digitalisering kan veel meer zijn dan een technische verplichting,” aldus Iris Meerts, burgemeester van Wijk bij Duurstede en lid van de VNG-commissie Informatiesamenleving. “Het biedt de kans om nabijheid te organiseren en mensen op maat te bedienen. Maar daarvoor moeten we samenwerking en standaardisatie wel serieus nemen.”
Samenwerken en standaardiseren
Dat bleek een terugkerend thema tijdens de bijeenkomst: de noodzaak tot collectieve actie. Gemeenten die vasthouden aan hun autonomie riskeren achterop te raken in de digitale transitie. “Om als eenling de strijd aan te gaan met grote techbedrijven is onmogelijk,” stelde wethouder Walter van Dijk uit Zeist, eveneens lid van bovengenoemde VNG-commissie. “We moeten collectief optreden, zowel binnen Nederland als richting Europa.”
Toch blijft standaardisatie een spanningsveld. Veel gemeenten worstelen met de balans tussen zelfstandigheid en de voordelen van samenwerking. Een oplossing die vaak genoemd werd, is een grotere regierol voor VNG. “Als we als gemeenten onze lokale autonomie deels durven loslaten, kunnen we samen echt stappen maken,” aldus Van Dijk.
Jeroen Willem Klomps
Digitale toegankelijkheid: een blinde vlek
Digitale toegankelijkheid stond als tweede thema op de agenda van de bijeenkomst. Dat het voor gemeenten nodig is om hier werk van te maken blijkt onder andere uit het Dashboard DigiToegankelijk! Dit is een nieuw voorziening, waarmee een beeld is te krijgen van de digitale toegankelijkheid van alle overheidsorganisaties. Het blijkt dat op dit moment slechts 28 procent van de gemeentelijke websites voldoet aan de wettelijke eisen. Dat betekent dat grote groepen inwoners, zoals mensen met een beperking, onvoldoende toegang hebben tot essentiële diensten.
“Digitale toegankelijkheid is geen luxe, maar een basisrecht,” betoogde Jeroen Willem Klomps, Bestuurlijk Ambassadeur digitale toegankelijkheid van de VNG. “Toch leeft dit thema vaak niet aan de bestuurstafel, terwijl het in de ambtelijke organisatie juist enorm speelt. Als we hier werk van maken, besparen we kosten. Bovendien verbeteren we onze dienstverlening ingrijpend.”
Een oproep tot actie
De bijeenkomst eindigde met een duidelijke oproep aan gemeenten om de urgentie van digitalisering te omarmen en hierin ook samen op te trekken, met elkaar en met de VNG. Daarbij is het van belang om niet alleen de problemen te benoemen, maar ook de kansen te grijpen die digitalisering biedt.
“Het is tijd om echt aan de slag te gaan,” aldus Meerts. “We kunnen ons niet langer veroorloven om te wachten tot de volgende crisis. Digitalisering biedt de kans om onze samenleving te versterken en dichter bij onze inwoners te staan. Maar daarvoor is moed en samenwerking nodig.”
De zaal bleek het er van harte mee eens. Of zoals een deelnemer uit de zaal treffend concludeerde: “Het is klaar met omtrekkende bewegingen. We moeten nu echt aan de bak.”
Meer informatie
Online is een grote hoeveelheid informatie te vinden over dit thema. We zetten een aantal daarvan op een rijtje:
De Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht werd gehouden op vrijdag 31 mei 2024 in het zalencentrum van de Protestantse gemeente Oudewater. “Vertrouwen in de waagschaal” luidde de titel van de voorjaarsbijeenkomst. Opnieuw stond het vertrouwen van de samenleving in het openbaar bestuur centraal, maar dan in relatie tot participatie en communicatie.
Danny de Vries, burgemeester van gastgemeente Oudewater, opende het congres met een inspirerend betoog over de wijze waarop het openbaar bestuur het vertrouwen van de samenleving kan terugpakken. “Om het verschil te maken moeten we met elkaar als samenleving uit de bubbel van het eigen gelijk”, meent De Vries. “En om het vertrouwen terug te winnen, moeten we – zoals we eerder hoorden tijdens de voorjaarsbijeenkomst in Lopik – naast het investeren in de drie B’s, – bekwaamheid, betrouwbaarheid en betrokkenheid – ook af van het mechanisme van uitsluiting dat in allerlei facetten in onze maatschappij, al eeuwen terug, is doordrongen.”
De Vries nam de aanwezigen terug naar de tijd van de heksenvervolgingen. “De heksenvervolgingen zijn een voorbeeld van het ernstig uit de hand lopen van maatschappelijke ontwikkelingen waarbij angst en haat de leidraad vormden. Dat leidde in die tijd tot massale uitsluiting en zelfs massamoord.” Dat mechanisme van uitsluiting is nu ook in onze samenleving aanwezig, aldus De Vries. “Dit leidt, bewust of onbewust, tot verschillende vormen van uitsluiting en polarisatie.” Sociale media spelen hierin volgens hem een versterkende rol. “De brandstapel van toen, is nu een ‘digitale brandstapel’ geworden.”
Burgemeester Danny de Vries van Oudewater
Meer oog voor nuance
De oplossing ligt volgens De Vries niet in extremiteiten, dus tussen bijvoorbeeld traditioneel links en rechts denken. “Er is veel meer nuance, waar we als overheid oog voor moeten hebben. Oog hebben voor iedereen. Oog hebben voor de realiteit en sociale betekenisgeving, de ruimte geven die we als mensen nodig hebben om gezond te kunnen leven.”
Voor bestuurders is het daarnaast van groot belang om vertrouwen op te bouwen. En daarvoor is persoonlijk contact essentieel. De Vries: “Als je je gehoord voelt en ziet dat de ander betrokken is, werkt dat ook vertrouwenwekkend. Hier ligt dus niet alleen een rol voor de overheid in het algemeen, maar in het bijzonder ook voor raadsleden, wethouders en burgemeesters. Ofwel: we moeten de balans terug brengen tussen handelen in werkelijkheid of realiteit. Minder uitgaan van hetgeen is bedacht en meer kijken naar wat er werkelijk aan de hand is.”
Bestuurders hebben de sleutel kortom in eigen handen om het vertrouwen in de overheid terug te krijgen. “Daar hoort ook bij dat je tijd hebt om elkaar te leren kennen en kunt gaan ervaren of iemand doet wat hij zegt en zegt wat hij doet.”
Maarten Divendal, voorzitter VNG Utrecht, leidt de Algemene Ledenvergadering
Algemene Ledenvergadering
Daarna was het woord aan Maarten Divendal, burgemeester van De Ronde Venen en voorzitter van de VNG Utrecht. Hij voerde het congres langs de diverse punten van de Algemene Ledenvergadering.
Dit programma-onderdeel werd geopend met een videoboodschap van directeur Leonard Geluk, die deze keer verhinderd was om in persoon het congres toe te spreken.
Aan het woord kwam bijvoorbeeld Willem-Jan Stegeman (wethouder van Amersfoort en lid van de Commissie Financiën), die onder andere opmerkte dat het ravijnjaar nog steeds niet is opgelost en er bij de gemeentelijke taken nog steeds niet voldoende spreekwoordelijke knaken zin bijgevoegd.
Hans Buijtelaar (wethouder van Wijk bij Duurstede en lid van de Commissie ruimte, wonen en mobiliteit) vertelde over de onzekerheid rondom de uitvoering van bouwplannen, die is ontstaan in reactie op het verschoven kiezerslandschap na de landelijke verkiezingen. Jan Kuiper (eveneens wethouder van Wijk bij Duurstede en lid van het College van Arbeidszaken ) verklaarde weliswaar deel uit te maken van een behoorlijk technisch college, “totdat je een nieuwe CAO afspreekt”. Dylan Lochtenberg (wethouder van Veenendaal en voorgedragen als lid van de Commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs) stelde dat kinderen die zware zorg nodig hebben dat altijd moeten krijgen, maar dat “de tekortschietende capaciteit een zorgpunt” is.
Hendrie van Assem (raadslid van Woerden en lid van de Commissie Raadsleden en Griffiers) tot slot lichtte het besluit toe om de lokale en streekomroep voortaan op rijksniveau te financieren. “Daarmee knippen we helaaseen verbinding door”.
Relatie met Brussel
Het sloot naadloos aan op de bijdrage van Marieke Schouten, wethouder te Nieuwegein, voorgedragen als lid van de VNG Commissie Europa en Internationaal. Zij sprak over de relatie van gemeenten met ‘Brussel’, het Comité van de Regio’s en het Zero Pollution Stakeholders Platform.
Wethouder Hugo Prakke van de gemeente Baarn en programmamanager Esther Vreeburg bij UNICEF Nederland verzorgden op de Voorjaarsbijeenkomst van de VNG Utrecht een bijdrage over kindvriendelijke gemeenten en het gelijknamige initiatief van UNICEF.
In navolging van het Najaarscongres 2023 vond tijdens deze Voorjaarsbijeenkomst wederom een rondetafelgesprek plaats. Onder leiding van Sjors Fröhlich, burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden, spraken Maarten van der Greft (wethouder De Ronde Venen), Daan Giebels, (programmamanager gemeente Utrecht), Lot van Bree (journalist Omroep West), Ans Oude Luttikhuis (lid van Provinciale Staten van Utrecht en fractievoorzitter van BBB) en Danny de Vries (burgemeester van Oudewater) met elkaar over de aanhoudende vertrouwenscrisis tussen het openbaar bestuur en de samenleving.
Samen stad maken
In Utrecht is sinds kort ‘Samen stad maken’ het devies in de strijd tegen het wantrouwen. Daan Giebels: “We willen van de term participatie af. We gaan toe naar samenwerking, als gemeente en inwoners samen werken aan projecten.” Het wantrouwen bij Utrechters jegens het stadsbestuur is op sommige punten best groot, merkt hij. “Er moet van alles en mensen kunnen of willen soms gewoon niet mee in al die transities.” Dat geluid laten doorklinken op bestuurlijk niveau is lastig, erkent Giebels. Nog lastiger is het om het te laten resulteren in wijziging van besluitvorming. “Het is zaak de waarom-vraag af te pellen. Waarom is men in verzet? Dan bereik je iets waar het college mee verder kan.”
Teleurstelling
Lot van Bree volgt als journalist zelf de rechtszaak tegen Haags politicus Richard de Mos op de voet. Volgens Van Bree overheerst de teleurstelling onder de Haagse bevolking dat hij nog steeds niet in het college zit, terwijl zijn partij grote winnaar is van de gemeenteraadsverkiezingen.
“Ze moeten hem niet, is de gedachte. ‘Het establishment zorgt ervoor dat hij geen macht krijgt’. De rechtszaak loopt nu al vier, vijf jaar en heeft veel kapot gemaakt. Bij politieke verschillen kun je nog begrip opbrengen voor elkaar. Maar nu wordt al jaren een partij uitgesloten op basis van een zaak waar nog altijd geen uitspraak is. Dat maakt het ingewikkeld.”
Persoonlijke aanpak
Hoe krijgt het bestuur mensen weer aangehaakt, is de hamvraag. Volgens Danny de Vries door een meer persoonlijke aanpak. “Eén op één contact: daar ligt de kans. Voor de gemeenteraad betekent dat: nog zichtbaarder zijn. Voor wethouders is het devies: ga de stad in met je participatietraject en probeer de mensen bij de planvorming te betrekken. En burgemeesters: ga luisteren wat er in de samenleving speelt en denk na hoe je dat wat je hoort kunt vertalen naar mensen die ermee aan de slag moeten. Er is veel meer handwerk nodig. In de digitale wereld maar ook in de traditionele media weet je soms niet meer wat de werkelijkheid is. Dus je zult toch op meer traditionele wijze met elkaar in contact moeten treden.”
Politiek organiseert eigen wantrouwen
Maarten van der Greft: “Het draait om vertrouwen en je vertegenwoordigd voelen. Wat dat betreft ben ik benieuwd wat de nieuwe coalitie gaat bereiken. PVV, BBB, NSC en VVD hebben nu de kans om mensen te vertegenwoordigen die zich niet vertegenwoordigd voelen. Of het gaat lukken is de vraag. Want de politiek is een kei in het organiseren van haar eigen wantrouwen. Met beloftes die je niet kunt waarmaken maak je het nodeloos ingewikkeld.”
Op lokaal niveau werkt De Ronde Venen hard aan dat gevoel van vertegenwoordiging bij de inwoners. “We hebben twee medewerkers aangesteld, die een hele set van afspraken over participatie ten uitvoer moeten laten brengen binnen de gemeentelijke organisatie. En dat werkt.”
Het lokale niveau heeft in dat opzicht ook een voordeel ten opzichte van het rijksniveau. “Als een inwoner contact zoekt met de wethouder, zit hij meestal binnen 2 weken al aan tafel. Dat is de kracht van het lokaal bestuur.” Danny de Vries: “Maar daar gaat het dus al fout. De gemeente moet juist contact opnemen met zijn inwoners. En niet andersom. Mensen melden niets, tenzij je bij hun in de winkel staat.”
Verkeerde verwachtingen
Lot van Bree: “Je merkt ook vaak dat mensen met verkeerde verwachtingen naar een participatieavond gaan en teleurgesteld afdruipen, als ze merken dat wat zij willen helemaal niet kan. Mensen gaan met bepaalde verwachtingen zo’n meepraatbijeenkomst in en realiseren zich niet dat meepraten wat anders is dan meebeslissen.”
Ans Oude Luttikhuis merkt als BBB-bestuurder weinig van een tekort aan contact. “We hebben in september een ‘Praten met de Staten’-maand. En de BBB houdt elke maandagavond spreekuur. We hebben 23 insprekers gehad bij een avond over het thema ruimte en water. Dus die drempel voor burgers om met bestuurders in gesprek te gaan valt best wel mee.”
Daan Giebels: “We durven als gemeente soms ook niet het echte verhaal te vertellen. Dat het aangescherpte parkeerbeleid ertoe leidt dat er parkeerplekken gaan verdwijnen en mensen verder zullen moeten lopen. Dat moet je gewoon vertellen. Want bewoners voelen echt wel aan of je staat te liegen of niet.”
Water bij de wijn
De BBB heeft veel beloofd in verkiezingstijd. Hoe lastig is het om te erkennen dat niet alles ingelost kan worden? Ans Oude Luttikhuis: “Iedereen weet dat je niet alles kunt binnenhalen. Ook wij hebben als BBB water bij de wijn moeten doen. Beter dat en zorgen dat je verder komt, dan helemaal afhaken. Dat leidt alleen maar tot meer verdeeldheid.”
Vanuit de zaal reageerde Dylan Lochtenberg, wethouder in Veenendaal. In de gemeenteraad was daags voor het congres besloten om af te zien van de bouw van een theater, vanwege financiële tekorten. “Sommige verwachtingen kan de overheid niet waar maken. Daar zijn politici mede debet aan, als zij verwachtingen wekken die niet waargemaakt kunnen worden. Als wij als gemeenten geen mogelijkheden meer hebben om gewekte verwachtingen waar te maken neemt het wantrouwen toe. Daar ligt ook voor het rijk een verantwoordelijkheid.”
Koos Jansen, oud-burgemeester van Zeist: “Ontmoeting en gesprek is de manier om verbinding te maken met die ander. Dat kost tijd. Maar als je werkt aan relatie en verbinding en er is sprake van gelijkheid, dan moet je ook duidelijk kunnen maken dat sommige dingen niet kunnen. Als alles op tafel ligt, moeten er knopen worden doorgehakt. De democratie werkt nu eenmaal zo. En elk mens is bereid om daarover het gesprek te voeren.”
Van praten naar doen
Toch wordt de stap van praten naar doen als een lastige ervaren, zo bleek. Want daardoor dreigt juist weer afstand te ontstaan. Volgens Ans Oude Luttikhuis is de oplossing om het beleid meer van onderop vorm en inhoud te geven. “Ga eerst eens met de mensen praten en bekijk met elkaar wat je voor elkaar kunt krijgen. Bottom up dus, in plaats van top down. Want dan bekijk je het eerst heel breed en dan kom je uiteindelijk nergens uit. Als je bottom up de zaken aanpakt, begin je klein en ga je stap voor stap steeds breder en kun je het ook sneller tot uitvoering brengen.”
Daan Giebels: “En het participatiebeleid moet op de schop. Mensen mogen wel meedenken maar willen eigenlijk vooral meedoen. Dat moet belangrijker worden.”
Lot van Bree: “Vertel het eerlijke verhaal. Dat is uiteindelijk het belangrijkste. Mensen zijn niet gek. Wees eerlijk in wat je bedoeling is en wat wel en niet kan.”
Gespreksleider Sjors Fröhlich besloot het rondetafelgesprek met een anekdote. “Het doet me denken aan het verhaal van de groep mensen die staat te kijken naar een groot aantal vissen op het droge. Een man treedt naar voren en gooit een vis terug het water in. En daarna nog een. En nog een. Zegt een omstander: dat heeft toch helemaal geen zin? Het zijn er teveel. Reactie van de man: Leg dat nou maar eens uit aan de vissen in het water.”
Eensgezind optrekken
Tot slot van de bijeenkomst werd Luuk Heijlman, hoofd concernstaf van de VNG, nog bereid gevonden in te gaan op Haagse actualiteiten. Vanzelfsprekend namen de coalitiebesprekingen en het regeerakkoord op hoofdlijnen daar een belangrijke plaats in.
Op veel punten blijkt opnieuw dat, wanneer beleid wordt gemaakt en de uitvoering ervan niet goed is geregeld, gemeenten uiteindelijk met de problemen worden opgezadeld.
Divendal: “Hoe lang gaan we hierin nog mee? Die vraag hoor je steeds vaker.”
Volgens Heijlman is het zaak om eensgezind op te trekken. “Veel gemeenten zijn anders en hebben een andere mening dan andere gemeenten. Maar als we elkaar niet vasthouden, worden we tegen elkaar uitgespeeld. Dan is dan ook het belang van de VNG: we moeten het wel samen blijven doen. Zoals we ook serieus genomen willen worden.”
Divendal: “Gemeenten moeten zich niet tegen elkaar laten uitspelen. Maar hoe ver gaan we nog met taken op ons nemen?”
Heijlman. “We gaan ervan uit dat de ratio het gaat winnen. Maar als het niet lukt om taken en middelen in balans te krijgen, dan moeten we zeggen tegen het rijk: ‘Sorry, maar we gaan aantal taken niet meer uitvoeren’.”
‘Slimme samenwerking tussen Inwoners, Welzijn, Zorg en Gemeenten’, zo luidde de titel van de gezamenlijke bijeenkomst van de VNG Utrecht, het NUZO (Netwerk Utrecht Zorg voor Ouderen) en het Kennisplatform Utrecht Sociaal van de Hogeschool Utrecht rond het thema ‘Inwonerparticipatie door senioren’. De bijeenkomst werd gehouden op donderdag 25 april in het Auditorium Radiotherapie van het UMC Utrecht. Dagvoorzitter was Anneke Dubbink, bestuurslid van VNG Utrecht en raadslid in Houten.
De maatschappij staat voor grote uitdagingen: een tekort aan zorgpersoneel, vergrijzing en stijgende zorguitgaven. Dat vraagt om een andere manier van denken en werken. Samenwerking tussen verschillende domeinen, organisaties en senioren is noodzakelijk. Maar laten wij niet langer spreken óver, maar: mét senioren. Hoe pak je dat aan? Tijdens deze middag gingen verschillende sprekers hierop in.
Veel moois in ontwikkeling
Volgens prof. dr. Robbert Huijsman, hoogleraar Management & Organisatie van de Ouderenzorg aan de Erasmus Universiteit, is de wereld van ouderenparticipatie volop in beweging. Niet zozeer vanuit beleids- of bestuurlijk perspectief, want die benadering levert volgens hem ‘weinig energie’ op. Huijsman kijkt liever naar wat er in de praktijk allemaal gaande is. En dan is de conclusie hoopgevend: “Er is veel moois in ontwikkeling.”
Citizen science for health bijvoorbeeld, waarbij het draait om co-creatie en co-participatie van burgers in wetenschappelijk onderzoek. Of de wijze waarop het NUZO en haar Rotterdamse zusterorganisatie Genero ouderen direct en indirect nauw betrekken bij activiteiten op het gebied van ouderenzorg- en welzijn. En in het geval van Genero strekt die betrokkenheid tot en met deelname aan de regiotafels waar gesproken wordt over ouderenbeleid.
Volgens hem verdient het in het algemeen aanbeveling om het generatieperspectief nadrukkelijk te betrekken bij participatietrajecten “Neem bijvoorbeeld de babyboomers. Die zijn groot geworden met emancipatie en gaan nu richting ouderdom. Termen als eigen regie houden en zelfredzaamheid neemt deze generatie al vanaf de jaren ’60 met zich mee. Dat besef is nuttig.”
Generatiekloof
Temeer omdat in de wereld van zorg en welzijn op dit moment vier generaties aan het werk zijn voor drie generaties. “Al die groepen communiceren met elkaar. Maar wel op verschillende wijze. Een van de problemen die dan ontstaan is dat de direct aansluitende generaties elkaar niet kunnen verstaan. Pas als er een of twee generaties tussen zitten wordt dat weer makkelijk.”
Intergenerationele solidariteit staat aan de basis van ons sociaal stelsel. Maar verschillende generaties hebben wel heel andere verwachtingen over ouder worden en hulp van anderen. Huijsman: “De een rekent op hulp, de ander wil vooral zelfredzaam blijven: ‘Aan mijn lijf geen zorg van de buurvrouw!’
Daar wordt te weinig over gesproken, vindt Huijsman. “Wat is participatie, wijkzorg, buurtzorg, mantelzorg? Wat moeten we er onder verstaan en hoe ver willen we gaan. We moeten veel nadrukkelijker over dit soort zaken praten. Participatie is een pleidooi voor meer betrokkenheid, maar waar liggen de grenzen, vanuit menselijk perspectief?”
Gemeenschappelijke basis
Beleidsmakers, de zorgsector maar zeker ook de ouderen zelf moeten met andere woorden samen op zoek naar een gemeenschappelijke basis. Pas daarna komt de vraag hoe het moet worden georganiseerd. Huijsman toont zich cynisch over de rol van de overheid. “Nu wordt weer gezegd: de regio gaat het oplossen. Dat is inmiddels de vierde regionalisatiegolf die ik mee maak.”
Beter is het om te leren van de ervaringen. En daar het burgerperspectief nadrukkelijk bij betrekken. “De kunst bij elkaar afkijken en samen een toekomstbestendige uitvoeringsagenda opstellen in plaats van een overlegagenda. En de ouderen zelf daar ook zo vroeg mogelijk bij betrekken. Dus niet als het rapport al voor 95 procent klaar is.”
Goede voorbeelden
Daar zijn goede voorbeelden van, zoals de Zeeuwse zorgcoalitie, die uiteindelijk 85 beslispunten heeft omarmd en uitgewerkt, die vervolgens ook zijn aangeboden aan de regionale IZA overlegtafel (IZA staat voor het Integraal Zorgakkoord. In het kader daarvan werken zorgpartijen samen aan ‘de maatschappelijke uitdagingen in de zorg’).
In Groningen wordt aan aanpak gehanteerd die ook als voorbeeld kan dienen. Huijsman vat samen: “Niet oordelen en bepalen maar goed wegen of iets passend is en samen bepalen welke werkvormen erbij horen. Daar wordt het bestijgen van de participatieladder een stuk leuker van. Want je begint met luisteren. Dat vereist onder andere ook een andere bestuurstaal: wat heeft u nodig om dit te regelen? Als bestuurder gaat het erom de mensen middelen te geven om ruimte te creëren voor participatie.”
Dat is niet makkelijk, weet hij. “Ik word een beetje cynisch van het gebrek aan besef hoe lastig het is draagvlak te creëren.” Toch moet daar actief naar gezocht worden. “Horizontaal tussen bevolkingsgroepen en verticaal in eigen groep.” Het vlindermodel bijvoorbeeld is een mooie methode om te hanteren: “in voortdurende dialoog discussie verder brengen met elkaar. Dan ontstaan de mooiste ideeën.”
Ronald Kalka, voorzitter van de stichting Asha en actief lid van de ouderendelegatie van het NUZO, sprak over de aanpak van ouderenparticipatie in de Hindostaanse gemeenschap in Utrecht. Volgens hem is vooral vertrouwen in elkaar heel erg belangrijk. “Als dat er niet is, gaan mensen niet meedoen, maar houden zij zich afzijdig.”
Daarnaast werkt Asha zo laagdrempelig mogelijk. Met een video van het grijze koppenorkest liet Kalka zien wat daarmee bedoeld wordt: muziek maakt mensen vrolijker en vriendelijker. En het brengt mensen nader tot elkaar. Dit is ook participatie maar wel op een heel ander niveau.”
Ook het buurthuis aan de Cartesiusweg functioneert op deze wijze. “Met elkaar doen we heel veel. Het hele jaar door ontplooien we elke week allerlei activiteiten. Zonder bemoeienis van beroepskrachten. En met steun van onze sponsors. Maar uiteindelijk doen we alles samen. De gemeente zorgt voor het gebouw en de verwarming. De rest doen de mensen zelf.”
Dat is volgens Kalka participatie ten top. “We verbinden en bieden elkaar daadwerkelijk ondersteuning. Want vanuit lief en leed komen ouderen bij elkaar en ontstaan activiteiten.”
Joop de Bruin, voormalig huisarts, gaf een toelichting op de Utrechtse wijkcoöperatie Oost voor elkaar. Volgens hem is het voor de ouderparticipatie in een wijk met 33.000 inwoners met name van belang om buurtgericht te werken. “Als je op dat schaalniveau met mensen gaat praten over hun wensen, blijkt dat ze vooral op zoek zijn naar buurtontmoetingsplekken. Als die er zijn komen daar vanzelf activiteiten uit voort.”
Bij het maken van verbinding is wel enige ondersteuning nodig. Daarvoor kijkt De Bruijn naar de zogeheten buurtverbinders. “En als eenmaal bekend is wat de mensen willen, ga je naar de gemeente en bespreek je welke thema’s de mensen hebben aangedragen.” In Oost bleken er in totaal 13 buurtthema’s te kunnen worden aangewezen. De aanpak daarvan is vervolgens simpelweg ‘een kwestie van regelen’, aldus De Bruin. “Het is niet zo moeilijk: Zoek de mensen op, praat met ze en zorg dat het wordt geregeld.”
Levenswijsheid is belangrijk
Lea Bouwmeester is kwartiermaker inwonerparticipatie in de gemeente Zoetermeer. Zij opende met een eigen ervaring. Als 27-jarige trad Bouwmeester aan als lid van de Tweede Kamer en dacht de wijsheid in pacht te hebben. Nu is zij 44 en weet beter: ‘Oh, dat bedoelden ze.’ Waarmee zij maar wil zeggen: “Levenswijsheid is belangrijk. Soms is het beter om even luisteren en te laten marineren wat er is gezegd.”
Leren luisteren dus, maar ook kijken naar wat mensen zelf kunnen. “We kijken in dit land heel graag naar wat mensen niet kunnen. Want, zo is de gedachte, hoe erger je dat onvermogen omschrijft, hoe eerder je steun verwerft. Maar je krijgt hele andere lijstjes, als je aan mensen vraagt wat ze wel kunnen. Wanneer je dat doet, treden andere mechanismen in werking.”
Dat blijkt een belangrijke drijfveer voor Bouwmeester: “Ik wil mensen een stem geven die niet of nauwelijks gehoord worden. Vaak wordt in participatietrajecten gesproken van lastige burgers. Maar dan wordt voor het gemak vergeten dat juist de mensen zelf het antwoord zijn op veel van de opgaven.”
Coalities bouwen
Bouwmeester heeft zich inmiddels gespecialiseerd in het bouwen van coalities. We leven immers in een VUCA-samenleving (VUCA staat voor Volatility, Uncertainty, Complexity en Ambiguity oftewel Volatiel (turbulent), Onzeker, Complex en Ambigu of dubbelzinnig), wat leidt tot een wereld die steeds complexer wordt en waarin veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen.
Het helpt om in een dergelijke omgeving op zoek te gaan naar een ‘gezamenlijk wenkend perspectief’. “Want als je dat hebt gevonden, krijg je verbinding. Ook tussen mensen die tegenover elkaar staan en die elk voor zich een eigen waarheid hebben. Het helpt niet om je vast te blijven klampen aan actieplannen. Ga in plaats daarvan de dialoog aan. Daar word je ontzettend slim van.”
Samen is beter dan alleen, vindt Bouwmeester. “Waarom? Omdat we samen meer weten. Samen krijg je eigenaarschap, voor zowel het probleem als de oplossing. Als die in dialoog zijn geïdentificeerd en gevonden ontstaat draagvlak. Mensen doen niets als ze er geen belang bij hebben. Als ze het belang wel zien, komen ze in beweging.”
Dialoog en uitvoeringskracht
Bestuurders en beleidsmakers doen er dus goed aan om in hun streven naar ouderenparticipatie op zoek te gaan naar dialoog en uitvoeringskracht bij ouderen zelf. Dat leren onder andere de ervaring met participatieprojecten in Zoetermeer, Limburg en Zeeland. Bouwmeester: “Probeer een vraagstuk niet meteen professioneel in te vullen. Nodig in plaats daarvan mensen uit een bijdrage te leveren. Dat geeft vertrouwen. ‘Niemand weet het, dus laten we samen gaan puzzelen.’ Als mensen zich meer in het probleem en in elkaar kunnen en mogen verdiepen, begrijpen ze elkaar beter, komen ze tot gedeelde inzichten en accepteren ze ook de uitkomst van een traject eerder. Als het gaat om participatie moeten we niet ‘mensen meenemen’ maar juist veel meer ‘samen doen’.”
Dat vereist bovenal een andere mindset, aldus Bouwmeester. “Nieuwsgierigheid is een eerste vereiste: vragen stellen en luisteren naar de antwoorden, om het beter te begrijpen. Wat wil je echt weten én ben je dan vervolgens ook bereid daar iets mee te doen? Met name dat laatste is belangrijk, want dan stel je niemand teleur en creëer je draagvlak en zelfs eigenaarschap voor de oplossing.”
Het schept procedurele rechtvaardigheid kortom. “Als mensen onderdeel zijn van een denkproces, begrijpen en accepteren ze de uitkomst eerder. Ook als ze daar zelf niet 100 procent mee eens zijn.”
Het huidige systeem zit te vast en is te verantwoordingsbelast, zo stelde Bouwmeester in de afsluitende paneldiscussie. “Inwoners, en dus ook de ouderen zelf, zijn het antwoord. Vraag je als overheid af hoe we het samen kunnen bedenken en samen tot betere oplossingen komen.”
Fatsoenlijk lokaal bestuur vereist enerzijds responsief en behoorlijk bestuur en anderzijds serieuze tegenmacht. “Daar zijn wethouders mede verantwoordelijk voor”, aldus Julien van Ostaaijen, universitair docent bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lector recht en veiligheid aan de Avans Hogeschool.
Van Ostaaijen was een van de sprekers op de Wethoudersbijeenkomst van de Wethoudersvereniging en de VNG Utrecht, die vrijdag 9 februari werd gehouden in de raadzaal van het gemeentehuis in Houten. Burgemeester Gilbert Isabella gaf daar het startschot voor een informatieve bijeenkomst over het vak van wethouder. Volgens Isabella staan wethouders voor een behoorlijk aantal opgaven. “Dan helpt het om met elkaar te spreken over de zaken waar je tegenaan loopt.”
Uit de bijdrage van Jeroen van Gool, directeur van de Wethoudersvereniging, bleek hoe divers de vraagstukken zijn waar wethouders zich voor gesteld zien. Eigen onderzoek heeft uitgewezen dat die zijn te groeperen rond vier ontwikkelperspectieven.
Het eerste perspectief betreft de bestuurlijk-organisatorische ontwikkelingen. “Dualisering is er een van”, aldus Van Gool. “We zijn nog altijd aan het leren over de toepassing en uitvoering van het duale stelsel. In het samenspel raad-college zijn we in feite nog steeds aan het experimenteren. Wat niet helpt is dat er continu veel verandert. Veranderingen die worden versterkt door interbestuurlijke verhoudingen, door decentralisaties en allerlei uitvoeringskwesties.”
Taken versus knaken
Een tweede perspectief volgt uit financieel-economische ontwikkelingen. Van Gool: “Kort samengevat is het zoals Jan van Zanen eerder opmerkte: gemeenten en dus ook wethouders krijgen wel de taken, maar niet de knaken. En dat zorgt voor enorme druk. De decentralisatie van het sociaal domein was net in gang gezet toen het coronavirus uitbrak. Die combinatie deed iets met het bestuurlijk en ambtelijk samenspel. We wilden het anders en beter doen, maar lopen ertegenaan dat het ambtenarenapparaat vermoeid en verweesd is geraakt en ook nog eens kampt met personele problemen. Allemaal zaken die van invloed zijn op de toekomst van het wethouderschap.”
Derde perspectief is dat van de toegenomen maatschappelijke onrust. Van Gool: “De verruwing in de samenleving, die vaak ontaardt in bedreiging stelt de weerbaarheid van het openbaar bestuur op de proef. Minderheden maken zich steeds luider verstaanbaar. Dit beïnvloedt ook de ruggengraat van de gemeenteraad. Raadsleden waaien steeds meer mee met de wind van minderheden. Met alle gevolgen van dien. In zo’n geval blijkt een coalitieakkoord opeens niet zo heilig meer.”
En dan zijn er tot slot nog de ontwikkelingen rond het ambt van wethouder zelf. “De dualisering, het wethouderschap van buiten, meer aandacht voor diversiteit, toenemende werkdruk, integriteit en de toenemende aandacht ervoor. Met het integritisme als negatief effect. Want integriteit kan ook als politiek wapen worden ingezet.”
Rust en stabiliteit
De Wethoudersvereniging ziet een aantal oplossingsrichtingen om bovenstaande knelpunten te lijf te gaan. In de eerste plaats: meer rust en stabiliteit in het vak door instelling van een bestuursperiode van zes jaar. “We zitten nu op een zittingsduur voor wethouders van gemiddeld 2 jaar en 10 maanden. Per week treden twee tot drie wethouders af.”
Dat gebeurt mede onder invloed van wat Van Gool typeert als het Tweede Kamer-effect: “In de Tweede Kamer is het een politiek verdienmodel geworden om iemand neer te sabelen. Datzelfde model zien we nu ook in de gemeentepolitiek zijn intrede doen. Men is erbij gebaat de ander te wantrouwen en kleiner te maken en met mooie beloftes kiezers aan zijn of haar kant te krijgen.”
Rust en stabiliteit ontstaan ook door verbetering van de arbeidsvoorwaarden en vermindering van de werkdruk. “Dat laatste is geen probleem, totdat je tegen muren aanloopt, het politiek klimaat je gaat tegenstaan of als de raad telkens van koers wisselt.”
De instelling van een loopbaanfonds kan ook bijdragen aan rust en stabiliteit. “Tijd inruimen voor reflectie is niet vanzelfsprekend voor wethouders. Een loopbaanfonds kan dat veranderen.” Daar moet dus meer geld voor worden vrijgemaakt, vindt Van Gool:
Daardoorheen spelen de generatieverschillen: “De gemiddelde leeftijd van wethouders wordt steeds lager”, weet Van Gool. “In 2014 waren wethouders gemiddeld 55,5 jaar. Nu daalt het richting de 50. Voor oudere generaties was het wethouderschap de kroon op je loopbaan. Veel jongere wethouders die instromen zien het als een eerste baan. En zij denken dus ook anders na over de vraag ‘What’s next?’ Zij worstelen met de vraag hoe het ambt functioneel te maken is voor stappen die daarop volgen. En dan merken ze dat het loopbaanperspectief niet altijd even positief is.”
Een andere oplossing is het verruimen van de eigenstandige bevoegdheden voor wethouder. “De wethouder zou meer beleidsvrijheid moeten krijgen. Ondanks dat dat afbreuk kan doen aan zoiets als het collegiaal bestuur.” Temeer omdat er zo ruimte ontstaat voor beleid van onderop. “Van Gool: “Jullie hebben veel zicht op de uitvoeringspraktijk en zien dus waar regelgeving knelt. Nu roept de Tweede Kamer nieuwe regels in het leven. Wij vinden dat lokale ervaringen landelijke regelgeving moeten bepalen en beïnvloeden. De uitvoerbaarheidstoets is wat ons betreft een belangrijk element.”
Wethouders in de VUCA-wereld
Tot slot doen wethouders er goed aan meer aan verwachtingenmanagement te doen. “Veel draait om wantrouwen versus vertrouwen. Dat vereist dat je hoort uit te leggen dat niet alles kan en niet alles mag. Die duidelijkheid over wat men kan verwachten is een belangrijke sleutel tot een sterke positie van de wethouder in zijn relatie met de lokale samenleving.”
Complicatie is dat wethouders zich in een VUCA-wereld bevinden, een omgeving die wordt gedomineerd Volatility, Uncertainty, Complexity en Ambiguity (Vluchtigheid, Onzekerheid, Complexiteit en Onduidelijkheid).
Van Gool: “Dat doet iets met de dynamiek in een gemeente. Aan de collegetafel maar ook in de interactie met raad en samenleving.” Voordeel voor Utrechtse wethouders is wel dat de bestuurscultuur hier afwijkt van wat elders gebruikelijk is. “In Utrechtse gemeenten heerst overduidelijk een gemeenschapscultuur. Er is zelden sprake van haat en nijd, zoals we in andere regio’s vaker tegenkomen.”
Het is goed om te realiseren dat wethouders met publieke waardecreatie bezig zijn, in samenspraak met college, raad en samenleving. “Dat gaat alleen als de driehoek in balans is tussen wat mag en moet (de legitimiteit), waarvoor je het doet (de maatschappelijke doelen) en wat er kan (de middelen). Op de balans tussen deze drie hoekpunten staat voortdurend spanning. Als die spanning leidt tot disbalans, dan raakt dat de bekwaamheid, de betrouwbaarheid en de betrokkenheid van het lokaal bestuur.”
Wethouders moeten daarvoor waken en zouden er zelfs een vierde B aan toe moeten voegen: de B van barmhartigheid. “We zijn als overheid steeds meer in de efficiency gedoken: alle lijstjes moeten kloppen. Misschien moeten we wel terug naar de bedoeling van de overheid: waarom doen we het met zijn allen? De overheid is er om schaarste te verdelen, maar wel met oog voor de minderheid die niet tot het algemeen belang gerekend wordt. Daar komt barmhartigheid om de hoek kijken en passie voor de samenleving. Gezag functioneert niet als er geen maatschappelijk engagement is.”
Wethouder als boegbeeld
Julien van Ostaaijen ging op in zijn bijdrage dieper in op de rol van de wethouder als boegbeeld van goed bestuur. Het draait daarbij volgens hem om prestaties, responsiviteit en behoorlijkheid. Het grootste knelpunt daarbij is de continue strijd tussen willen en kunnen. Zoals ook de Raad voor het Openbaar Bestuur constateert in zijn signalement Gezag herwinnen.
Van Ostaaijen: “De democratie (responsiviteit), de rechtsstaat (behoorlijkheid) en het bestuurlijk vermogen (prestatievermogen) kunnen behoorlijk botsen met elkaar.” Volgens hem is het daarom vooral belangrijk om de ‘waarde van de waarden’ in het oog te houden. “Verschil mag er zijn per casus, maar houd voor alle drie voldoende kwalitatieve aandacht.”
In het licht van responsief bestuur valt een onderscheid te maken tussen drie fasen van burgerparticipatie. De eerste generatie (1970) maakte werk van inspraak, wat inmiddels ook een wettelijk vastgelegd recht is geworden. De tweede generatie (1990) betreft interactief beleid, oftewel de wens om eerder in het beleidsproces de stem van belanghebbenden toe te laten. Het initiatief en de randvoorwaarden daarvoor liggen bij de lokale overheid. De derde generatie ontstaat met de opkomst van burgerparticipatie in de vorm van burgerinitiatieven.
Tussen de oren
Wat gaat goed en wat gaat minder? Volgens Van Ostaaijen is het positief dat responsiviteit is geïnstitutionaliseerd: “Het zit tussen de oren”. Er is bovendien een groot gemeentelijk aanbod van participatietrajecten en inbreng is doorgaans makkelijk te vertalen in ‘beleid’.
Er gaan echter ook dingen fout. Zo communiceren gemeenten soms beperkt over dit soort initiatieven, is er sprake van willekeur bij de inzet van burgerparticipatie, is de mate van invloed beperkt en wordt teveel aandacht besteed aan de voorkant van het participatieproces in plaats van aan de uitvoering en terugkoppeling ervan. “Als je werk maakt van burgerparticipatie om draagvlak te vergroten, dan is dat een te beperkte taakopvatting.”
Vooral met burgerinitiatieven blijken veel gemeenten nog te worstelen. “Het is potentieel interessant voor een grotere en meer diverse doelgroep dan de traditionele inspraakvarianten. Er zijn ook veel goede intenties bij de lokale overheid om dit te ondersteunen. Maar is het is lastig, zowel uit praktisch oogpunt (hoe moet het?) als vanuit economisch (wie betaalt het?) en juridisch (wie is verantwoordelijk?) perspectief. Het is een proces van vallen en opstaan, waar we nog veel in moeten leren.”
Zijn aanbevelingen voor een beter responsief bestuur: denk na waar en waarom u burgerparticipatie inzet, denk na over de manier waarop en de manier van communiceren, heb aandacht voor uitvoering, de uitvoerders en de terugkoppeling aan inwoners, sta ook echt open om plannen aan te passen en heb aandacht voor de wellicht stille(re) meerderheid.
Wel of geen Robin Hood
Minstens zo belangrijk, maar soms toch ondergewaardeerd is behoorlijk bestuur. Van Ostaaijen: “Behoorlijk bestuur is primair een zaak van cultuur en daarna van structuur.” Wanneer is een wethouder de sheriff en wanneer wordt hij Robin Hood, is een vraag. Maar ook: in welke relatie staat hij of zij tot recht en regels? “Het lijkt simpel: houd je aan de regels. Maar soms is het ingewikkelder dan dat.”
Integriteit staat sowieso voorop. Uit de Politieke Integriteitsindex komen jaarlijks ongeveer 50 gevallen voor van wethouders met een integriteitsprobleem. Maar de Monitor Integriteit en Veiligheid laat heel andere cijfers zien. Daarin spreekt 26 tot 36 procent van de politieke ambtsdragers een vermoeden uit van integriteitsproblemen bij collega’s: verstrengeling van belangen, misbruik maken van gevoelige informatie, meestemmen over zaken van persoonlijk belang of het uitoefenen van oneigenlijke druk op ambtenaren.”
Toch moet men vooral waken voor integritisme, waar eerder ook Van Gool over repte. “Integriteit inzetten als politiek wapen, waarmee je een politieke tegenstander kunt aanvallen is vervelend en lastig om mee om te gaan. Vooral ook in het leven na het wethouderschap. Want als zo’n beschuldiging eenmaal is gedaan vindt de nieuwe werkgever die beschuldiging als eerste zoekresultaat op Google bij het ingeven van uw naam.”
Behoorlijk bestuur raakt ook de (on)wenselijkheid van Robin Hood-gedrag. Dat wordt volgens wethouders zelf met name in de hand gewerkt door concrete casussen en ontoereikende wet- en regelgeving, en dan vooral in het sociaal domein. Voordat ze dit doen, blijken wethouders steun te zoeken bij collega’s en ambtenaren.
In het algemeen is dat een aanbeveling van Van Ostaaijen. “Stel professionals in staat tegenspraak te geven binnen de organisatie. Vaak is het gevoel dat iets niet kan (vergelijk de toeslagenaffaire), maar wordt niet ingegrepen. Want wie is er nu feitelijk verantwoordelijk voor? Dergelijke impasses zijn te voorkomen door voldoende tegenmacht te organiseren en loyale tegenspraak te stimuleren. Tegenmacht is soms lastig, maar van essentieel belang. Fatsoenlijk lokaal bestuur vereist macht én tegenmacht. En daar zijn wethouders medeverantwoordelijk voor.”
In zijn bijdrage baseerde Van Gool zich onder andere op de uitkomsten van een onderzoek in opdracht van de Wethoudersvereniging naar arbeidsparticipatie onder voormalig wethouders. Klik hier voor het onderzoek.
Van de noodzaak tot verduurzaming is iedereen inmiddels wel doordrongen. Op de Inspiratie- en informatiemarkt ‘Fairtrade en Global Goals’ van vrijdag 26 januari 2024, gehouden in het Huis van de Provincie Utrecht, ging het dan ook vooral over de manier waarop. Provincie en gemeenten blijken onder meer via hun inkoopbeleid veel invloed te kunnen uitoefenen.
Wie de website van Global Goals bezoekt, ziet in één oogopslag waar het aan schort. In 2015 werden in de Verenigde Naties 17 doelstellingen geformuleerd voor een wereldwijde verduurzaming in de periode tot 2030 (de zogeheten Sustainable Development Goals of SDG’s). De tweede helft is inmiddels begonnen, maar nog slechts 15 procent van de doelstellingen ligt op dit moment op schema. Het blijft dus hard nodig om mensen te informeren én te inspireren rond dit thema en vooral ook om ze tot actie te verleiden, aldus Utrechts gedeputeerde Has Bakker. Dat is precies de reden voor de provincie Utrecht om deze markt te organiseren.
Marktkramen
De markt vond plaats in de foyer van het provinciehuis en daar hadden meerdere organisaties een kraam ingericht waar deelnemers zich konden laten informeren.
Fairtrade Gemeenten Nederland, VNGInternational/Global Goals, SDG Nederland en Natuur en Milieufederatie Utrecht (NMU) waren er te vinden, evenals de gemeente Utrecht/Utrecht4GlobalGoals. Lokale ondernemers als de Wereldwinkel uit De Bilt en Landwinkel Nieuw Slagmaat uit Bunnik boden hun producten aan. De provincie Utrecht zelf had kramen ingericht rond thema’s als de Circulaire Samenleving, maatschappelijk verantwoord ondernemen en investeren (MVOI), het voedselbos, klimaatmitigatie en biodiversiteit in stad en dorp.
Grote verschillen
De markt opende om 9.30 uur met een plenair programma, dat – na een kort welkomstwoord van gedeputeerde Has Bakker – werd afgetrapt door Maarten Divendal, burgemeester van De Ronde Venen en voorzitter van de VNG Utrecht. Hij wees erop dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten in hun benadering van de verduurzamingsopgave. Waar de ene gemeente vanuit ideologie of overtuiging werk maakt van duurzaamheid, voert in de andere gemeente vooral pragmatisme de boventoon.
Divendal ervaart dat in zijn eigen omgeving. Verduurzaming roept sinds de verkiezingen een politieke discussie op, waar niemand op zit te wachten. Divendal: “Maar als het gaat over het gemeentelijk inkoopbeleid wordt duurzaamheid opeens wel heel belangrijk. Dat onderstreept dat we rekening moeten houden met hoe verschillende gemeenten in de wedstijd zitten en op wat voor manier ze benaderd moeten worden. Elke gemeente zal het op zijn eigen manier willen doen.”
Toekomstige generaties
Gedeputeerde Has Bakker benadrukte in zijn bijdrage dat de voornaamste vraag is in welke staat de huidige generatie deze provincie over wil dragen aan komende generaties. “Die benadering vindt veel weerklank in het college van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten. Voor ons staat een schone, gezonde en duurzame toekomst voorop. Daarom is ook unaniem besloten aan een aparte 50ste Statenzetel toe te voegen die het belang van de toekomstige generatie vertegenwoordigt.”
Utrecht werkt op diverse fronten aan verduurzaming, aldus Bakker. Zo hanteert de provincie een klimaatparagraaf, als uitvloeisel van de Utrechtse klimaataanpak, die inzet op een klimaatneutrale
provincie in 2050. Ook is er prijsbeleid geformuleerd voor de uitstoot van CO2 en stikstof. “Maar de meeste impact maken we toch via ons inkoopbeleid.”
Niet voor niets is de provincie Utrecht de op een na meest duurzaam aanbestedende provincie van Nederland. Has Bakker: “Dat is de essentie: hoe leggen we de lat steeds hoger, niet alleen voor onszelf maar ook voor partijen waar wij zaken mee doen? Hoe kunnen we bedrijven blijven uitdagen nog meer te doen om de milieudruk te verlagen en het circulair ondernemerschap te bevorderen?”
Rechtvaardig handelen
Karen Kammeraat, Voorzitter van Fairtrade Gemeenten Nederland, wees er op dat handelen volgens de zes pijlers het Fairtrade Keurmerk automatisch ook een serieuze bijdrage levert aan de realisatie van de GlobalGoals. “Fairtrade staat voor rechtvaardigheid en een gelijkwaardige manier van ontwikkelingssamenwerking. Wij geven niet iets, maar zij maken iets voor ons en krijgen daar een eerlijke prijs voor. Fairtrade laat zien dat het structureel anders kan.”
Fairtrade scoort sowieso op vijf Global Goals, aldus Kammeraat: bestrijding van armoede, honger, en ongelijkheid, een verantwoorde consumptie en productie en vrede, veiligheid en rechtvaardigheid. Maar daar komt nog wat bij. “We geven boeren tips om het klimaat minder te belasten, dragen bij aan gelijkheid tussen mannen en vrouwen en checken op fatsoenlijke arbeidsomstandigheden.”
Maar het draait vooral op samenwerken, zegt Kammeraat. “Fairtrade is een beweging van onder meer boeren, inkopers, vrijwilligers, overheden, consumenten, merken en winkels. We trekken samen op met de VNG, de provincies, individuele gemeenten en organisaties. We vullen elkaar aan, we versterken elkaar en werken in partnerschap samen aan duurzame steden en gemeenschappen.” Daarmee draagt Fairtrade bij aan maar liefst tien van de 17 SDG’s.
Stimuleren en ondersteunen
Ook Noraly van Tinteren onderstreepte namens VNG International / Global Goals de noodzaak tot samenwerking. “Dat is namelijk precies de reden waarom de landelijke VNG Gemeenten4GlobalGoals heeft opgericht, een netwerk-organisatie die zoveel mogelijk gemeenten wil stimuleren en ondersteunen in het werken met de Global Goals.”
Van Tinteren vertelt verder: “We voeren adviesgesprekken, geven handreikingen en ontwikkelen tools om tot verduurzaming te komen. Met name kennisuitwisseling is heel belangrijk. Daarom hebben we een online database ingericht, waarin de best practices en ervaringen uit praktijkproeven worden gedeeld. Met dat doel organiseren we ook regelmatig inspiratiedagen.”
Een andere doelstelling is om de resultaten van Global Goals meetbaar te maken. “Via de website waarstaatjegemeente.nl is een dashboard te raadplegen, dat inzicht biedt in de prestaties van gemeenten aan de hand van de diverse SDG-indicatoren.” Er zijn kortom veel instrumenten beschikbaar en er is ook heel veel informatie voorhanden. “Maak er gebruik van”, aldus Van Tinteren.
Keuzes maken
De gemeente Nieuwegein doet dat al volop, zo bleek uit de inleiding van Marieke Schouten, Global Goals ambassadeur en wethouder in Nieuwegein. “Als gemeente dragen wij bij aan duurzame ontwikkeling in brede zin. Tegelijkertijd zijn we een veelkoppig monster, dus we moeten keuzes maken. Waar zetten we in op welke SDG’s?”
Juist de SDG’s zelf blijken een goede leidraad te bieden. Bijvoorbeeld bij de herontwikkeling van het centrum van Nieuwegein. “We hebben de ambitie om de meest duurzame binnenstad van Nederland
te worden. Maar je kunt nooit 100 procent scoren op alle ambities die je hebt. Met de SDG’s voor ogen zijn we in staat gebleken scherpere keuzes te maken.”
Anderzijds moeten ook de inwoners van en bedrijven in de stad meer betrokken en bewust worden gemaakt betoogt Schouten. “We willen het samen doen. Maar dan moeten we wel dezelfde taal spreken. Met de SDG’s lukt het om je doelen bespreekbaar te maken met inwoners?.. Dat helpt ons beter dan eindeloze hoeveelheden documenten door te worstelen en kritieke prestatie-indicatoren na te streven.”
Of het allemaal effect heeft, wordt vanzelfsprekend gemeten. Daarvoor gebruikt Nieuwegein de Social Handprint van MAEX, waarmee de bijdrage van een organisatie aan de 17 SDG’s wordt gekapitaliseerd. De impactwaarde van Nieuwegein blijkt inmiddels op ruim een miljoen euro te worden getaxeerd.
Eigen dashboard
Ook in Utrecht streeft het stadsbestuur naar gezond stedelijk voor iedereen, aldus Bert van Vijfeijken, senior adviseur internationale samenwerking van de gemeente Utrecht. “We hebben een meerjarige strategie, die al meerdere collegeperiodes heeft overleefd en aansluit bij de internationale doelstellingen op dit terrein. De SDG’s bieden een taal die internationaal wordt gesproken.”
Utrecht werkt aan SDG 1: duurzame steden, langs een aantal lijnen. Internationaal wordt de samenwerking gezocht met andere steden en op lokaal niveau zet de gemeente in op het versterken van lokale initiatieven. Zo is er een U-award voor SDG-projecten die jaarlijks wordt uitgereikt.
Ook heeft de gemeente een eigen dashboard, waarmee ze ontwikkelingen monitoren. “Het laat zien wat we doen en bereiken: een real time overzicht van hoe de stad er uit oogpunt van duurzaamheid voor staat. Daar rapporteren we ook over. Op landelijk niveau is er de Voluntary National Review maar Utrecht heeft dat vertaald in een lokale rapportage: de Voluntary Local Review. Daar zijn we best trots op.”
Uit de rapportage blijkt dat een stad als Utrecht best veel kan bereiken. “Dat is ook meteen de boodschap die we willen afgeven: betrek de steden bij het formuleren van internationale doelen en indicatoren van duurzaamheid. Als de gemeenten niet betrokken zijn, wordt het allemaal een stuk moeilijker.”
Marktbezoek
Na het plenaire programma was er nog volop gelegenheid voor een bezoek aan de markt waar deelnemers informatie konden vergaren over Fairtrade en de Global Goals. Een overzicht van alle deelnemende organisaties is te vinden in de bijlage.