door Webredactie | nov 17, 2023 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
Boeiende sprekers, interessante gespreksonderwerpen, een prachtige congreslocatie en fraai weer ter omlijsting van een veelzijdig middagprogramma. Editie 2023 van het Najaarscongres van de VNG Utrecht mag als zeer geslaagd worden beschouwd. Niet in de laatste plaats omdat gastgemeente Wijk bij Duurstede de ruim 100 aanwezigen zich buitengewoon welkom liet voelen.
Burgemeester Iris Meerts opende in de Grote Kerk van Wijk bij Duurstede namens de gastgemeente het congres met een kort welkomstwoord. Daarin wees zij met name ook op de historie van Wijk bij Duurstede en de belangrijke rol die het water daarin gespeeld heeft. De gunstige ligging van het toenmalige Dorestad ten opzichte van belangrijke vaarwegen zorgde ervoor dat hier een belangrijke handelsplaats kon opbloeien. En nog steeds bevindt de stad zich op de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal met de Lek en de splitsing van de Nederrijn in de Lek en de Kromme Rijn. Iets wat verderop in het programma nog eens aangestipt zou worden.
Begroting 2024 goedgekeurd
Het woord was vervolgens aan voorzitter Maarten Divendal van de VNG Utrecht, tevens burgemeester van de Ronde Venen. Hij leidde de Algemene Ledenvergadering in ijltempo langs de agendapunten en kreeg in dat kader onder andere de goedkeuring van de vergadering voor de begroting voor 2024.

Haagse zaken
Na de Algemene Ledenvergadering kwamen de actuele ‘Haagse zaken’ aan de orde in gesprek met Pieter Jeroense, plaatsvervangend algemeen directeur van de VNG. Hij riep het Jubileumboek over 90 jaar VNG Utrecht in herinnering, om te illustreren dat de thema’s die door de jaren heen werden geagendeerd, ook nu nog steeds de agenda van de VNG bepalen.
In dat kader refereerde Jeroense ook aan de ledenvergadering van 14 juni jongstleden in Groningen, waarin de leden aangaven dat er in feite twee centrale thema’s zijn: het aankaarten van de benarde financiële situatie van gemeenten bij het kabinet en de bepaling van een nieuwe Verenigingsstrategie. Na de val van het kabinet Rutte IV kwam er een andere boodschap voor in de plaats: laat Nederland niet stilvallen en gebruik hiervoor de kracht van het lokaal bestuur. De financiering van alle gemeentelijke taken en opgaven speelde daarin eveneens een belangrijke rol.
Het leidde vanuit de zaal tot de opmerking dat het bij de VNG wel vaak om geld draait. “Waarom niet inhoudelijker?” De tevens aanwezige burgemeester Gilbert Isabella van Houten gaf daar het antwoord op: “Inhoud kan niet zonder geld.”
Gemeentelijke opgaven
Van wethouder Hilde de Groot van de gemeente Bunnik kwam de vraag of de VNG aan bepaalde opgaven voorrang geeft. “Want het gaat op meerdere punten niet goed. Als we aan de ene kant een aantal zaken binnen halen, is de vrees terecht dat aan de andere kant meerdere punten wegvallen.”
Jeroense: “Het is moeilijk te voorspellen hoe het zal gaan bij de formatie. Als de financiën niet bij het bepalen van de gemeentelijke opgave aan de orde komen, wordt het wel een heel ingewikkeld verhaal. Zoveel is duidelijk: taken en budget moeten in evenwicht zijn met elkaar.”
Willem-Jan Stegeman, wethouder van Amersfoort, merkte hierbij op nog niet eens zo veel problemen te hebben met bezuinigen. “We hebben meer last van de onzekerheid. Als ik weet hoeveel budget we gaan krijgen, weet ik ook wat we kunnen doen of moeten laten.”
Volgens Jeroense is dat ook precies waar de VNG voor strijdt. “We willen lange termijn zekerheid. Daar gaan we voor.” Gelukkig draait het volgens hem niet alleen om incidenten in de Tweede Kamer. “Er zijn gelukkig ook partijen die wel oog hebben voor gemeenten. Dat stemt hoopvol.”

Menskracht
Martien Brander, gemeentesecretaris van Woerden, wees op zijn beurt op de problemen die gemeenten nu al ondervinden in hun zoektocht naar nieuwe mensen voor de ambtelijke organisatie. “Hoe komen we aan mensen als er tegelijkertijd op het ambtelijk apparaat moet worden bezuinigd?”
Voor Maarten Divendal onderstreept het de noodzaak om met elkaar nog slimmer zaken te organiseren. Brander: “Dat hoor ik vaker: we kunnen het efficiënter. Bewijs dat eerst maar eens. Want ik waag dat te betwijfelen.”
De VNG deelt de zorg. Jeroense: “Het is inderdaad ongelofelijk moeilijk om aan mensen te komen en alle taken naar behoren uit te voeren. Dat geldt ook voor de VNG zelf. Het enige wat we kunnen doen is kennis zoveel mogelijk bundelen. Daar willen we ook meer aan gaan doen.”
Daarnaast zal er meer moeten worden ingezet op interbestuurlijke samenwerking. Ook kan het lonen om op zoek te gaan naar nieuwe partners die ook belang hebben bij een goed functionerende gemeente. De Utrechtse Commissaris van de Koning Hans Oosters onderstreepte het belang hiervan. “Rijk, provincie, gemeenten, waterschappen: wij zijn de overheid. En moeten dus ook zoveel mogelijk samen optrekken.”
Koos Janssen, burgemeester van Zeist, besloot de discussie. “Het gaat hier om menskracht en middelen, inhoud en functionaliteit. Daar zou ik nog wel iets aan toe willen voegen: mentale verbinding. Als gemeenten ervaren wij het rijk en de provincie niet als bondgenoot. Terwijl ze dat wel zouden moeten zijn. Misschien moeten we een keer samen gaan vissen.”
Rondetafelgesprekken
Na de pauze was het tijd voor rondetafelgesprekken over drie verschillende thema’s, onder leiding van Hans Buijtelaar, wethouder van Wijk bij Duurstede. Hij typeerde de thematiek als drie stromen: de migratiestroom, de waterstroom en de datastroom.
Jeroen van Gool (directeur Wethoudersvereniging), Kees Diepeveen (Opgavemanager Kansenmakersteam van de PRT) en Ellie Liebregts (gemeentesecretaris Nieuwegein) spraken over migratie, een van de onderwerpen die misschien wel het allermeest in de belangstelling van de samenleving staat. Het gesprek ging over de vraag hoe gemeenten hiermee omgaan en op welke wijze bewoners en migranten bij deze aanpak zijn of worden betrokken.
Diepeveen wees erop dat behalve de locatiekeuze ook de inbedding van migranten in de lokale samenleving een belangrijk aandachtspunt is. Een manier om dat te bereiken is bijvoorbeeld door een opvanglocatie ook een buurtfunctie te laten vervullen, aldus Diepeveen. “Zo’n centrum kan dan ook functioneren als ontmoetingsplek voor lokale samenleving.” Het Utrechtse Plan Einstein is daar een goed voorbeeld van. “Probeer normaal te maken wat bijzonder is.”
In Nieuwegein werd een schip aangewezen als tijdelijk opvanglocatie. Met het voor elkaar krijgen daarvan was zeer veel ambtelijke menskracht gemoeid, aldus Liebregts. “Meer dan 100 mensen zijn betrokken bij de opvang van 96 asielzoekers. Daarmee is de voorinvestering in feite de grootste investering die de gemeente moet doen. Als het eenmaal loopt is er niet veel meer aan de hand.”
Wel moet blijvend gewerkt worden aan het terugdringen van de weerstand. “Je moet met je bevolking continu in gesprek blijven en mensen serieus nemen. Het gesprek liefst ook faciliteren, bijvoorbeeld door koffiemomenten te organiseren. Dat is belangrijk, net zoals de zorg voor commitment van lokale instanties en maatschappelijke partners. En tot slot: niet alleen tot het moment van besluitvorming in contact treden met mensen, maar vooral ook daarna. Samen moeten we blijven kijken of het goed blijft gaan.”
Jeroen van Gool wees op de spanningen die het migratieprobleem veroorzaakt. “Je probeert als één overheid hiervoor te zorgen. Maar het rijk kampt met een mondiaal probleem, dat uiteindelijk bij de gemeenten belandt. Zij moeten er vervolgens met oog voor de lokale samenleving een oplossing voor zien te vinden, terwijl zij maar over beperkt aantal knoppen beschikken om aan te draaien en kampen met een beperkte menskracht in de ambtelijke organisatie en een klein budget. Dat zorgt voor spanningen bij wethouders en maatschappelijke onrust.” De oplossing? “Door het onbekende bekend te maken kun je spanningen doorbreken. Die koffiemomenten kan ik dus van harte aanbevelen.”
Groene revolutie op Utrechtse wateren
De waterstroom en dan met name de duurzaamheidsaspecten daarvan kwamen aan bod in het tweede rondetafelgesprek. Deelnemers waren Peter Kuipers Munneke (meteoroloog Universiteit Utrecht en weerman NOS), Jeroen Haan (Dijkgraaf HDSR), Eric Diepstraten (HID van Rijkswaterstaat) en Femke Brenninkmeijer (CEO NPRC, een coöperatie van binnenvaartondernemers).
Kuipers Munneke wees op de effecten van de klimaatverandering, wat leidt tot extremer weer, smeltende gletsjers, meer water als het regent en hogere temperaturen in droge periodes. “Dit heeft ook gevolgen voor de waterstanden in de grote rivieren. Die worden in de toekomst steeds zorgelijker.”
Als dijkgraaf weet Jeroen Haan als geen ander welke effecten de klimaatveranderingen heeft. “Waterbeheersing is onze kerntaak. En het moet gezegd: we lopen inmiddels tegen de grenzen aan. Enerzijds neemt de hoeveelheid water in natte tijden toe, terwijl in droge tijden we juist water tekort komen.” Dat maakt het volgens Haan vooral een verdelingsvraagstuk. “Als gemeente alleen kun je dit niet oplossen. Dus kijk waar het de mensen raakt en kijk op dat schaalniveau gezamenlijk wat je kunt doen.”
Eric Diepstraten is als HID van Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het beheer van de rijksvaarwegen. Ook zijn organisatie staat voor een enorme uitdaging. “In 2018 zijn afspraken gemaakt om het IJsselmeer in te zetten voor de opvang van water. Maar dat is nu alweer achterhaald. We zullen veel sneller moeten reageren en acteren dan tot we tot nog toe gewend zijn.” Het beheer van de sluizen is een belangrijk aspect hierin. “De binnenvaart wil het liefst dat ze altijd open zijn, maar het waterbeheer vereist niet zelden dat ze gesloten worden. De belangen liggen soms ver uiteen.”
In het algemeen wil het ministerie inzetten op een groei van het transport via de waterwegen in combinatie met een verduurzaming van de binnenvaart. Femke Brenninkmeijer erkent dat dit een moeilijk verhaal is. “De verduurzamingsoperatie stelt de Nederlandse binnenvaart voor kansen en opgaven.” Er is inmiddels veel mogelijk, wat onder andere blijkt uit het pilotproject met het optimaal verduurzaamde schip De Antonie. “Maar dat heeft wel tien jaar en heel veel geld gekost. Daarbij komt dat de levensduur van een schip kan oplopen tot wel 100 jaar. Verduurzaming vereist kortom een dusdanig grote investering, dat we alleen in stapjes vooruitgang kunnen boeken.”
Barrière tegen online hooligans
Ordeverstoringen beginnen vaak online, was de constatering waarmee Buijtelaar het derde en laatste rondetafelgesprek opende. “Wat kunnen we daartegen doen?”, zo vroeg hij tafelgenoten Patrick van den Brink (directeur CCV), Willem Bantema (lector Bestuur en Veiligheid) en Iris Meerts (burgemeester Wijk bij Duurstede).
Van den Brink: “In feite is het niet zo ingewikkeld. Wat je in fysieke wereld niet mag, mag je ook niet online. Online blijkt het echter behoorlijk lastig om te handhaven. Zeker ook omdat heftige reacties met name online gemeengoed zijn geworden. Hoe ga je daar als bestuurder nu mee om?”
Inmiddels ligt er een handreiking, genaamd ‘Online onderzoek door gemeenten‘, opgesteld door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid, in nauwe samenwerking met de VNG. In de handreiking staat wat wel en niet is toegestaan en wanneer een nadere afweging door de gemeente nodig is bij het doen van online onderzoek om het opstokende werk van online hooligans te dwarsbomen.
Het CCV heeft daar recent een nieuwe barrièremodel ‘Online aangejaagde ordeverstoringen’ aan toegevoegd. Het model is bedoeld om de nadelige effecten van een online aangejaagde ordeverstoring voor gemeenten te verkleinen en, indien mogelijk, te voorkomen. “Als je het barrièremodel doorwerkt, weet je als bestuurder veel beter op welke momenten welke interventies mogelijk zijn. Als je dat model doorwerkt, weet je in ieder geval zeker dat je niets mist. Het kan je helpen om structureel te kijken naar wat wanneer mogelijk is.”
Toch blijft het moeilijk een scherp beeld te krijgen van de oproer kraaiende influencers. Zeker omdat bestuurders digitaal vaak niet de meest vaardige mensen blijken te zijn, aldus Willem Bantema. “Vaak wordt dan teruggegrepen op de APV, maar dat is een ongeschikte route om dit probleem aan te pakken. Als iemand uit Vlissingen oproept tot een ordeverstoring in Utrecht kun je via de APV zijn grondrechten niet beperken. Je mag niet ingrijpen in de bewegingsvrijheid van mensen.” Volgens Bantema geeft het barrièremodel niet alleen een mooi overzicht van instrumenten die wel ingezet kunnen worden, maar ook handvatten om het beleid te evalueren. “Als je preventief wilt zijn, moet je ook weten welke beperkingen zijn er met het oog op wetgeving, privacy, vrijheid van meningsuiting.”
In gesprek blijven
Meerts op haar beurt voelt zich niet aangesproken door de stelling dat de meeste bestuurders digibeten zijn. “Integendeel!” Als echte cyberburgemeester maakt zij zich over hele andere zaken zorgen. “Bijvoorbeeld dat het bestuurlijke tempo geen gelijke tred houdt met het tempo van de buitenwereld. Daar verandert alles razendsnel. De overheid heeft moeite mee te schakelen. Het gaat te snel, er is geen geld en er zijn geen mensen. En ondertussen is de vraag niet meer of je gehackt wordt, maar wanneer je aan de beurt bent.”
Haar inzet is om aan de voorkant online plannen om te gaan rellen stuk te maken. En wel zodanig dat de initiatiefnemers denken: dit gaan we maar niet doen. “Met aan de achterkant de focus op repressie en handhaven. Tegelijkertijd moeten we constateren dat het ons aan handvatten ontbreekt om maximaal effectief te zijn. Dit soort zaken is nauwelijks lokaal aan te pakken, want het gaat veel vaker al nationaal en soms zelfs Europees. Wie gaat er dan nog over? En wie doet wat? Die rolverdeling is lang niet altijd even duidelijk. Ondertussen heeft het internet zich ontwikkeld tot de grootste plaats delict die er bestaat. Geen enkele andere plek heeft zoveel met criminaliteit als het internet. De maatschappelijke impact daarvan is enorm.”
Volgens Van den Brink moet iedere bestuurder zich afvragen of er wel voldoende kennis aanwezig is over wat de politie wel en niet kan betekenen in het geval van online oproer. “We kunnen meer dan we wellicht denken. Maak daar dan ook goede afspraken over met de politie. Positief is ook dat de awareness is toegenomen. Toen ik burgemeester was, zagen we niet in dat dit tot onze zorgplicht hoorde. Nu is dat wel het geval.”
Bantema op zijn beurt denkt dat de handreiking nog wel wat aangescherpt kan worden. “Het zou goed zijn als de handreiking naast concrete voorbeelden zou worden gelegd en praktischer toepasbaar kan worden gemaakt.”
Burgemeester Meerts denkt dat vooral ook het gesprek moet worden aangegaan met de jeugd. “Mijn ervaring is dat, als je in groep 8 begint het gesprek hierover te voeren, er een soort basis ontstaat om op voort te bouwen: zo gaan we wel of juist niet met elkaar om. Verbieden is niet de oplossing. Het gesprek blijven voeren en afspraken maken over veilig en gepast gedrag heeft veel meer effect.”
door Webredactie | nov 7, 2023 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
Gemeenten doen er verstandig aan zich niet alleen op het verdichten van stedelijk gebied te richten maar ook te bekijken wat er mogelijk is aan de randen van de bebouwing. Onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) wijst namelijk uit dat hier nog ruimte kan worden gecreëerd voor tienduizenden woningen.
De resultaten van dat onderzoek stonden centraal tijdens de netwerkbijeenkomst Mobiliteit, Bouwen, Wonen van de VNG Utrecht en Koninklijke Bouwend Nederland in het gemeentehuis van Nieuwegein. Onder voorzitterschap van Theo Dohle, directeur De Wijde Blik Communicatie en Advies, werd daar vooral gesproken over de wijze waarop gemeenten hun steentje kunnen bijdragen aan het verwezenlijken van de omvangrijke woningbouwopgave.
Volgens directeur Taco van Hoek van het EIB kan die bijdrage aanzienlijk zijn. Uit de door zijn onderzoeksinstituur verrichte ‘Verkenning van kleine groene woonlocaties in de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Noord Brabant’ blijkt dat er met name aan de randen van de gemeenten veel meer mogelijk is dan gedacht. Alleen al in Utrecht kan via dit principe van ‘een straatje erbij bouwen’ een kwart van de bouwopgave worden weggewerkt.
Bouwpotentie
Alle zogeheten ‘witte vlekken’ leveren bij elkaar 20.000 hectare potentieel op, aldus Van Hoek. Dan gaat het om agrarische locaties, dicht bij bestaande bebouwing (minder dan 500 meter). Maximaal 50 procent daarvan kan bestemd worden voor woningbouw. De andere helft zal moeten worden bestemd voor natuur en andere groene functies.
Als alle kansloze locaties worden weggestreept en een relatief lage bebouwingsdichtheid van gemiddeld 15 woningen per hectare wordt gehanteerd, blijft er uiteindelijk 1.300 hectare aan bouwgrond over. Van Hoek: “Dat is een majeure toevoeging aan wat we op dit moment beschikbaar hebben.”
Het onderstreept bovendien dat het niet handig is om alleen naar binnenstedelijk verdichten te kijken. “Juist de combinatie van verdichting en straatjes bijbouwen biedt interessante mogelijkheden.” Vanuit de agrarische sector kan hier amper bezwaar tegen zijn, vindt Van Hoek. “We hebben hiervoor maar twee procent van de aanwezige landbouwgrond nodig.”
Veel kennis aanwezig
In de provincie Noord-Holland heeft het EIB in het kader van het onderzoek verdiepende gesprekken gevoerd met 23 gemeenten. Ook daar zijn volgens Van Hoek conclusies uit te trekken. “Ik ben onder de indruk geraakt van de bij gemeenten aanwezige kennis.”
De mensen met wie het EIB heeft gesproken waren goed op de hoogte en bleken erg betrokken. “De locaties die wij aanwezen, worden ook vaak herkend door gemeenten. Zij wisten ook meteen of en wanneer er bijzondere belemmeringen waren, waardoor locaties toch minder geschikt bleken te zijn. Gemeenten hebben veel aandacht bij voor ruimtelijke kwaliteit. Zo bezien is het opmerkelijk dat de polariteit tussen gemeenten en provincie juist op ruimtelijk terrein behoorlijk groot is.”
Volgens Van Hoek zouden provincies er goed aan doen meer vertrouwen te stellen in gemeenten om lokaal netwerk te leveren. “De provincie kan veel meer faciliteren en ondersteunen. Beide bestuurslagen komen verder als zij de handen ineenslaan.”
Urgentie is hoog
Arno Visser, voorzitter Koninklijke Bouwend Nederland, ging in zijn bijdrage met name in op de urgentie van de opgave. “In heel Europa kachelt de bouw achteruit. Steeds strengere milieueisen, toegenomen aandacht voor de natuur, steeds mondiger burgers. Het zijn allemaal factoren die ertoe leiden dat bouwprojecten vertragen of stagneren.”
Daar komt voor Nederland nog eens bij dat het sinds een jaar of tien publieke opdrachtgevers als de woningcorporaties alleen maar lastiger is gemaakt om te bouwen. “Ondertussen nemen de kwaliteitseisen én de realisatiekosten alleen maar toe. Met als extra complicerende factor het feit dat zowat elke gemeente op eigen houtje aanvullende eisen aan de bouwkwaliteit stelt. Daar wordt het niet beter en zeker niet eenvoudiger van.”
Tempo is te laag
Het politieke klimaat stemt wat dat betreft niet gerust. In tegendeel: “Er wordt heel veel over de bouwopgave gepraat, maar er komen amper bruikbare antwoorden. Ja, iedereen pleit voor een bewindspersoon voor bouwen. Maar die hebben we al jaren. En het is er niet bepaald op vooruit gegaan.”
Ondertussen blijft Visser, in een vorig leven 10 jaar actief als wethouder van Almere, schrikken van het tempo waarin plannen gerealiseerd worden. “Almere zou in 2030 380.000 inwoners hebben, was de afspraak met het rijk. Dat zijn er nu 220.000, wat betekent dat er in tien jaar tijd 20.000 inwoners bij zijn gekomen. Het duurt allemaal ongelofelijk lang.”
Inspiratiedocument
Rob van Muilekom, Utrechts gedeputeerde voor (onder andere) Wonen, reageerde terughoudend op de uitkomsten van het EIB-onderzoek. “We hebben in Utrecht al jaren geleden afgesproken dat elke kern er 50 woningen bij krijgt. Met de EIB-oplossing kunnen we in totaal 10.000 woningen realiseren. Maar ik zit met een opgave van 80.000 woningen. Dat is heel wat meer. Het onderzoek zie ik daarom vooral als inspiratiedocument voor bouwlocaties. Het is altijd goed om ook naar de buitenste randen van de bestaande bebouwing te kijken, maar het is niet dé oplossing.”
Wat scheelt is dat, waar in Noord-Holland de verhoudingen tussen provincie en gemeenten, behoorlijk verzuurd zijn, in Utrecht de relaties goed zijn. Van Muilekom: “Maar we moeten wel degelijk het gesprek voeren met gemeenten over wat wel mogelijk is. En waar niets mogelijk is. Zoals we ook met elkaar serieus moeten gaan nadenken over Rijnenburg.”
Markt moet bijdrage leveren
Van marktpartijen verwacht Van Muilekom dat ze hun bijdrage gaan leveren aan de Woondeal die met het rijk is gesloten. “En laten we vooral ook samen kijken naar hoe we de grote opgaves op het gebied van bijvoorbeeld betaalbaarheid, toekomstbestendigheid, energie, circulariteit en duurzaamheid voor elkaar kunnen krijgen.”
Volgens de gedeputeerde heeft de markt een belangrijke rol te spelen. “Neem alleen al de woningbouwopgave. Om die te kunnen realiseren hebben we de marktpartijen keihard bij nodig. En ze zouden die rol ook maar wat graag moeten willen oppakken. Want als je hier woningen kunt bouwen, weet je zeker dat ze gewild zijn. Je loopt met andere woorden geen enkel risico. Maar wij als provincie vinden wel dat we het samen moeten doen. Laat uit je houding de ambitie spreken dat we de opgave willen realiseren. Dan hebben ook meteen een goed verhaal richting Den Haag.”
Daarbij stak Van Muilekom overigens wel de hand in eigen boezem. “We zijn als overheid erg goed in voorstellen en plannen maken. Maar we zijn nu echt toe aan uitvoeren. En dus moeten we nu bezien wat er nodig is om die uitvoering op gang te krijgen. Laten we met elkaar proberen niet te blijven hangen in beleidsmatige plannen.”
Alle opties open
De bijeenkomst werd besloten met een rondetafelgesprek met de zaal. Daaraan nam behalve de sprekers ook Anja Vijselaar deel. Zij was jarenlang in de bouw actief en werd in die hoedanigheid in 2021 uitgeroepen tot Bouwvrouw van het jaar. Sinds juni 2022 is Vijselaar wethouder in De Ronde Venen.
Zij reageerde onder andere op Hans Adriani, die als deelnemer het beeld van ‘een straatje erbij bouwen’ typeerde als ‘een goed frame’. Volgens Adriani is er binnenstedelijk nog zoveel mogelijk dat de EIB-oplossing vooralsnog niet aan de orde zou moeten zijn.
Vijselaar: “Wij hebben een opgave van 3200 woningen erbij, verdeeld over 8 kernen. We werken nu als gemeente aan de realisatie van 650 woningen in een weiland. Daar is overeenstemming over met de provincie. We kijken kortom naar alle opties. En zeker ook naar de EIB-aanpak. Wij zijn namelijk een landelijke gemeente, met heel veel weilanden. Daarop kunnen we best nog wel wat woningen bijbouwen.”
Meer samenwerking
Alle deelnemers pleitten voor meer samenwerking. Visser: “We moeten zo snel mogelijk tot concrete afspraken komen met elkaar, zodat we ook voldoende tijd hebben om alles goed voor te bereiden. En laten we er vooral ook voor zorgen dat wat er is afgesproken ook tot realisatie komt. Want dat blijkt vaak nog een hele opgave.”
Vijselaar is het daarmee eens: “Laten we veel meer gaan samenwerken. Waarom moeten wij als gemeenten projectvoorstellen voorbereiden om vervolgens naar de provincie te gaan. Laten we een projectteam samenstellen waarin we met elkaar samenwerken. Dat verhoogt de kans dat voorstellen ook werkelijk tot uitvoering komen.”
Visser: “Het is aan iedere wethouder om te bedenken: hoe kan ik met de bouw van 1.000 woningen 4.000 verhuizingen op gang brengen? Dat zou mijn oproep aan de provincie zijn. Ga met de 26 gemeenten in gesprek om alle woningbouwopties in kaart te brengen. Dus niet alleen binnenstedelijk, maar ook via dat straatje erbij. Ik ben ervan overtuigd dat dat meer zal opleveren dan wat nu gepland staat.”
-

-
Met een mentimeter werd de stemming in de zaal gepeild.
-

-
Taco Van Hoek
-

-
Arno Visser
-

-
Rob van Muilekom
-

-
In discussie met de zaal.
door Webredactie | mei 12, 2023 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
Om gezagswaardig te kunnen zijn en het vertrouwen van de burger te verdienen, moet de overheid bekwaam zijn en over praktische kennis van zaken beschikken, een betrouwbare gesprekspartner zijn en blijk geven van echte betrokkenheid. “Op al deze fronten is er werk aan de winkel voor het openbaar bestuur”, aldus Katrien Termeer, hoogleraar Bestuurskunde aan de WUR.
Termeer, tevens vicevoorzitter van de Raad van het Openbaar Bestuur en plaatsvervangend kroonlid van de SER, was keynote speaker van het Voorjaarscongres van de VNG Utrecht. Dit werd op vrijdag 12 mei 2023 gehouden in het Zendstation. Gastgemeente was deze keer Lopik.
Het congres stond – evenals het Voorjaarscongres van 2022 – in het teken van de vertrouwensbreuk tussen overheid en samenleving. Het ROB heeft daar eind vorig jaar een publicatie over laten verschijnen: “Gezag herwinnen. Over de gezagswaardigheid van het openbaar bestuur“. Termeer was uitgenodigd om daar een toelichting op te geven.
Algemene ledenvergadering
Daarvoor had, na een kort welkom van voorzitter Maarten Divendal van de VNG Utrecht, burgemeester van Lopik Laurens de Graaf met een indrukwekkende trompetsolo op de muziek van ‘What a wonderful world’ op unieke wijze de aftrap verzorgd van het congres.
Het congres ging traditiegetrouw van start met de Algemene Ledenvergadering van de VNG Utrecht. Bij die gelegenheid werden twee nieuwe bestuursleden benoemd: Wilma van de Werken, gemeentesecretaris van IJsselstein en Lot van Hooijdonk, wethouder in de gemeente Utrecht. Ook stemden de leden in met het Jaarverslag en de Jaarrekening 2022.
Haagse actualiteiten
Het aansluitende interview van Divendal met Leonard Geluk, algemeen directeur van de landelijke VNG, stond opnieuw in het teken van de financiële situatie van gemeenten. “Ik zou het erg fijn vinden hier te staan zonder het over geld te moeten hebben, maar dat moment is helaas nog niet bereikt”, verzuchtte Geluk.
Zoals bekend zijn de vooruitzichten voor gemeenten wat dat betreft niet rooskleurig. Uit de Voorjaarsnota blijkt zelfs een bezuiniging vanaf 2026 op de gemeentelijke inkomsten van 8 procent oftewel drie miljard euro. “Het ingewikkelde is dat het gepresenteerd wordt als een keuze voor defensie, Groningen én gemeenten en provincies. Daarvoor wordt inderdaad 1,3 miljard euro extra uitgetrokken. Maar tegelijkertijd raken we wel drie miljard kwijt. Het wordt steeds lastiger om een tot een sluitende begroting te komen. Laat staan dat er ruimte overblijft voor lokaal maatwerk.”
En dus gaat de discussie met het rijk vooral over geld. Waar het volgens Geluk eigenlijk over de inhoud zou moeten gaan. “Want met uitzondering van defensie en het buitenlandbeleid is er geen groot vraagstuk in Nederland waar een gemeente niet bij betrokken is. Voor alle thema’s die op de landelijke agenda staan, heeft het rijk de gemeenten nodig. Daar zou eigenlijk het gesprek over gevoerd moeten worden: hoe kunnen we er samen voor zorgen dat het beter gaat in de steden en dorpen.”
Dat raakt volgens Geluk ook het congresthema. “Mijn stelling is dat we als gemeenten een stap naar voren moeten zetten en het initiatief moeten nemen om de zaken goed te regelen voor onze inwoners. Als we dat goed doen, zal het vertrouwen in het openbaar bestuur ook weer toenemen.”
Gezag is niet vanzelfsprekend
Dat dat nodig is, bleek wel uit de bijdrage van Katrien Termeer. Zij sprak van een vertrouwenscrisis, wat laatst nog duidelijk bleek uit een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek naar het vertrouwen van Nederlanders in de politiek.
Vertrouwen heeft volgens Termeer alles te maken met gezag. Want gezag staat in feite voor de vrijwillige aanvaarding van macht van de overheid door haar burgers. Om dat te kunnen doen is vertrouwen nodig dat die overheid daar op de goede manier gebruik van zal maken. “Lang was gezag vanzelfsprekend, maar dat is inmiddels niet meer het geval. En dat maakt het een stuk ingewikkelder. Als je namelijk geen gezag hebt en wel de nodige ingrijpende vraagstukken hebt op te lossen, ontstaan er vanzelf protesten en verzet.”
Gezag is de uitkomst van een wederkerige relatie tussenburgers en overheid. “Je moet als overheid gezagswaardig zijn”, zo typeert Vermeer. En dat raakt drie dimensies: “Ten eerste: ben je in de ogen van de burgers bekwaam? Heb je praktische kennis van zaken? Weet je waar je het over hebt? Is de overheid in staat successen te boeken of praat ze alleen maar?”
Tweede dimensie: “Is de overheid betrouwbaar? Kan ze waarmaken wat ze belooft? En is zij ook rechtvaardig? Worden afwegingen op een rechtvaardige manier gemaakt? Maar ook: heeft de burger het idee dat de overheid het beste met hem voor heeft? Of is die er alleen maar op uit om hem kapot te maken?
De derde dimensie is volgens Termeer te vatten onder ‘betrokkenheid’: “Heeft de overheid voor ogen wat wij belangrijk vinden? Hebben ze respect voor onze emoties? En weten ze ons te vinden?”
In zijn rapport komt de ROB tot de conclusie dat er op al deze fronten werk aan de winkel is. “Want het tekort van de macht wordt steeds duidelijker. De overheid heeft heel veel middelen en macht uit handen gegeven, onder invloed van bezuinigingen, verzelfstandigingen en privatisering. We kunnen steeds minder en hebben steeds minder te zeggen.”
Bekwaam, betrouwbaar, betrokken
Het is dan ook noodzakelijk om te investeren in de drie B’s. “Investeer in bekwaamheid”, aldus Termeer. “Werk aan inhoudelijke expertise. Werk aan ervaringsdeskundigheid. En wat ook heel belangrijk is: heel veel kwesties gaan over verwaarloosde vraagstukken. We hebben te lang de problemen voor ons uitgeschoven. Kijk naar het milieu, stikstof, de woningmarkt. Bekwaamheid is ook: focus op langere termijn. Dat is lastig in een bestuurlijke context, maar is wel nodig. En wees soms ook best een beetje trots op je successen. Alles wat aandacht krijgt groeit. Besteed dus ook aandacht aan positieve zaken.”
Op het vlak van betrouwbaarheid moeten we af van de omstandigheid dat heel veel beleid en verantwoordingsmechanismen zijn gefocust op efficiency. “We moeten daaraan voorbij en meer gaan nadenken over de vraag: welke waarde creëer je voor samenleving. Ga niet uit van een negatief mensbeeld. En kijk met name ook naar de morele consequenties bij je optreden.”
Bestuurders en politici tonen betrokkenheid door meer aanwezig te zijn. “Organiseer die betrokkenheid op een andere manier dan we gewend zijn”, stelt Termeer voor. “In zijn voorbereidin op gesprekken met boeren ging Johan Remkes met zijn team onder andere naar theatervoorstellingen over ruilverkaveling. Daar gingen ze vervolgens in gesprek met de mensen. We leven in een samenleving met heel veel spanningen en bedreigingen. Maar uiteindelijk heeft de overheid ook een verbindende rol. Je moet daarom ook altijd het goede voorbeeld geven. Als je elkaar verwijten maakt en rollebollend over straat gaat zal dat de gezagswaardigheid niet ten goede komen. Integendeel.”
In de vragenronde met de zaal kwam daar nog een punt bij. Termeer: “Toon respect voor de inwoners. Die snappen best dat er ingewikkelde afwegingen moeten worden gemaakt. Echt luisteren maakt daar onderdeel van uit. Dat vereist een positief mensbeeld. Inwoners worden vaak gezien als klagers, terwijl dat helemaal niet het geval hoeft te zijn.
Groepsgesprekken
Na de pauze was het tijd voor een drietal workshops en groepsgesprekken rondom het congresthema. De begeleiders van deze gesprekken waren naast Katrien Termeer ook Hans Alberse (oud-burgemeester en trainer versterken lokale democratie) en dagvoorzitter Laurens de Graaf.
In de gesprekken van Alberse ging het vooral ook over de Burgerberaad. “Een dergelijk instituut kan helpen om uit hele lastige discussies en problemen te komen. De politiek kan soms best een steuntje in de rug gebruiken, omdat ze er zelf ook niet altijd even goed uitkomt.”
Tijdens haar eigen workshop had Termeer onder andere naar positieve voorbeelden gevraagd. “Dat bleek niet altijd even eenvoudig. Wat wel duidelijk werd was dat het lokale samenspel tussen ambtenarij, raad en bestuurders van cruciaal belang is. Want hoe de burger over de overheid denkt wordt vaak bepaald door wat er in de gemeente gebeurt.”
Femmy Jonker, interim gemeentesecretaris van Lopik werd gevraagd de sessie met Laurens de Graaf te typeren. “Het ging veel over de vraag wat wij zelf kunnen doen aan het herstel van vertrouwen en gezag. Dat varieerde van taalgebruik tot het fysiek ontmoeten van de burgers, op straat, op de markt, in de bus. Tegelijkertijd draaide het om duidelijkheid en begrenzing, heel bewust ‘zijn’.”
Aanleiding voor Maarten Divendal ere-bestuurslid Koos Jansen van de VNG Utrecht te vragen het slotwoord uit te spreken. “Het congres biedt een hoopvol perspectief”, zo oordeelde hij. “Ja, het is nodig om hier werk van te maken. Er is ook behoefte aan informatie. Maar dat duidt tegelijkertijd op de ontvankelijkheid van bestuurders om hier iets mee te willen doen. En wat ook troost biedt: de oplossing van deze gezags- en vertrouwenscrisis zit bij jezelf als bestuurder, maar tegelijkertijd hoef je het niet in een dag te klaren. Elke dag opnieuw kunnen we ons afvragen: wat kan ik op het vlak van betrouwbaarheid en vertrouwen zelf bijdragen aan het herwinnen van het gezag en vertrouwen van de overheid?”
-

-
Foto: Sjors Fröhlich
-

-
Foto: Sjors Fröhlich
-

-
Foto: Sjors Fröhlich
-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

door Webredactie | apr 6, 2023 | Terugblik
Het is niet voldoende dat gemeenten zich richten op het ontwikkelen van ouderenbeleid. Ze moeten zich juist inspannen om seniorvriendelijk te worden. Inmiddels zijn er voldoende instrumenten beschikbaar om die status te bereiken, zo bleek tijdens een bijeenkomst van de VNG Utrecht en het NUZO (Netwerk Utrecht Zorg Ouderen).
Tijdens de bijeenkomst, die donderdag 6 april 2023 werd gehouden in de raadzaal van het gemeentehuis van Soest, stond de vraag centraal wat er gedaan kan worden aan het senior-vriendelijk maken van gemeenten. De vergrijzing maakt dat steeds meer inwoners tot de oudere leeftijdsgroepen behoren. Dat brengt met name ook voor gemeenten een grote verantwoordelijkheid met zich mee.
Om het ouder worden zo goed mogelijk te faciliteren moet gebruik worden gemaakt van de kennis uit allerlei disciplines, waarbij met name de ervaringen van ouderen centraal moet staan. Gemeenten hebben ook veel mogelijkheden om senior-vriendelijk te zijn, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid, huisvesting, mobiliteit, openbare ruimte en gebouwen, maar ook in het sociaal domein.

Softe voet tussen de deur
Of zoals Martijn Beek, wethouder van de gemeente Veenendaal en voorzitter van de NUZO-themagroep ‘Wonen, mobiliteit, publieke ruimte’, het in zijn openingswoord zei: “Het gaat erom een softe voet te krijgen tussen de deur van de harde fysieke domeinen.”
Zo moeten gemeenten bijvoorbeeld in hun omgevingsvisie meer rekening houden met ouderen, en dus aandacht besteden aan veiligheid, duurzaamheid, gezondheid en welzijn. Dat varieert van de huisartsenpost in de nabijheid van gebieden waar veel ouderen wonen tot de draaicirkel van een rolstoel bij het ontwikkelen van woningen en woningbouwlocaties, aldus Beek. Hij vindt dat de input daarvoor met name ook bij de ouderen zelf moet worden opgehaald.
Deelnemers aan de bijeenkomst namen daar al een voorschot op, door ook zelf met de nodige thema’s te komen: een seniorvriendelijke inrichting van pleinen en parken, met voldoende voorzieningen voor ontmoeting, zorg voor betaalbare ouderenwoningen als dan niet in combinatie met zorg- en welzijnsvoorzieningen, goed openbaar vervoer, en faciliteiten voor sport en beweging. Daar wordt in gemeenten zeer verschillend mee omgegaan, zo bleek. Wethouder Beek: “Ik daag mijn collega-wethouders en gemeenten uit: kom met goede voorbeelden. Of sluit je aan bij de NUZO-themagroep ‘Wonen, mobiliteit, publieke ruimte’.
Wereldwijd netwerk
Joost van Hoof, lector Urban Ageing aan de Faculteit Sociaal Werk & Educatie aan De Haagse Hogeschool heeft in samenwerking met Jeroen Dikken, onderzoeker lectoraat, gerontoloog, onderzoek gedaan naar seniorvriendelijke steden. Startpunt daarvoor was eigenlijk de wereldwijde beweging die in 2007 op gang is gekomen na publicatie van het boekje Global Age-Friendly Cities Guide van de Wereldgezondheidsraad (WHO). “Een vrij succesvolle actie”, aldus Van Hoof. “In 15 jaar tijd is een wereldwijd netwerk opgetuigd van seniorvriendelijke steden.”
Er is inmiddels ook een vervolg: de United Nations Decade of Healthy ageing (2021-2030). Dat project stelt zich ten doel de kwaliteit van leven van ouderen, hun naasten en gemeenschappen te verbeteren. Daarbij draait het om 9 domeinen waar meer rekening met de positie en behoeften van ouderen zou moeten worden gehouden: de publieke ruimte, mobiliteit, communicatie en informatie, huisvesting, respect en sociale integratie, gemeenschap en gezondheidszorg, burgerparticipatie, sociale participatie, communicatie en informatie. Aan deze domeinen zijn ook nog de terreinen fysieke omgeving, sociale omgeving en gemeentelijke dienstverlening toegevoegd.
Zoals gezegd hebben veel landen zich bij de beweging aangesloten. Mede aan de hand van de zogeheten ‘Checklist of essential features of age-friendly cities’ van de WHO gingen overal in de wereld landen aan de slag met seniorvriendelijk maken van hun gemeenten. Nederland bleef in dat opzicht ver achter, aldus Van Hoof. “Als je inzoomt op Europa zie je met name in Spanje, Ierland en Groot-Brittannië activiteiten ontplooid worden. In Nederland zijn er maar twee gemeenten actief: Amsterdam en Den Haag. “Dus dat zou dan ook mijn oproep zijn aan de Utrechtse gemeenten: doe mee en sluit je aan. Het lidmaatschap is gratis en je krijgt direct toegang tot een waslijst van best practices.”
Vanuit de zaal plaatste een deelnemer daar nog een belangrijk argument bij. “De investering in een seniorvriendelijke inrichting van de openbare ruimte verdien je terug in een besparing op de zorgkosten. Dat kan gemeenten over de streep trekken om er in te investeren.”
Resultaten in kaart
Hoe het in Den Haag is ingevuld illustreerde Van Hoof aan de hand van het Kennisplatform seniorvriendelijk Den Haag. Dit platform richt zich sinds 2015 op het monitoren en meten van de impact van gemeentelijke actieplannen en beleidsmaatregelen op het seniorvriendelijke karakter van de gemeente.
Een probleem daarbij was dat er tot op dat moment geen methode was om seniorvriendelijkheid objectief te kunnen meten. “Circa 1100 steden namen hieraan deel, maar niemand had iets ontwikkeld om de resultaten in kaart te brengen. De Checklist of essential features of Age friendly cities werd gebruikt bij gebrek aan beter. Er was grote behoefte aan een transparant ontwikkelde, objectieve meetschaal, ontwikkeld via het COSMIN-model (COnsensus-based Standards for the selection of health Measurement INstruments).”
Onderzoeker Jeroen Dikken heeft dit gerealiseerd in de vorm van de ‘Age-friendly cities en communities questionnaire (AFCCQ)’. Dit is een lijst met 23 vragen, die kunnen worden voorgelegd aan representatieve groepen inwoners, waarmee op alle onderdelen van het vakgebied in een keer de mate van seniorvriendelijkheid in kaart kan worden gebracht. “De score wordt uitgedrukt met een stoplicht. Veel mensen houden namelijk niet van getallen. Zij willen gewoon zien of het signaal op groen of op rood staat, of ergens in het midden zit. Bovendien blijkt: gemeenten zijn gevoelig voor kleur.”
Clusters van senioren
In Den Haag is de situatie in 2020 en 2022 gemeten met de AFCCQ. De respondenten zijn onderverdeeld in vier clusters: mensen behorend tot het precariaat, mensen die kampen met problemen op het gebied van mobiliteit en ziekte, de zogeheten ‘tevreden Nederlander’ en het hogere echelon.
“Het zal niet verbazen dat met name het hogere echelon erg tevreden is over de kwaliteit van leven”, aldus Van Hoof. “Cluster 3 is dat ook, maar er hoeft maar weinig te gebeuren of deze groep verhuist naar Cluster 2 of Cluster 1. Cluster 2 is vooral ontevreden over de seniorvriendelijkheid van de buitenruimte en openbare gebouwen. Cluster 1 scoort op alle items zeer laag en staat financieel erg zwak. Het betreft vooral mensen met een migratieachtergrond die de weg niet hebben gevonden naar de arbeidsmarkt. Meer dan de helft woont in een sociale huurwoning en tweederde van deze groep heeft een chronische ziekte.”
Door gebruik te maken van deze en andere inzichten kan effectiever beleid worden gemaakt en voorzieningen worden getroffen om de seniorvriendelijkheid concreet te verbeteren. Zo bleek in Den Haag bijvoorbeeld dat mensen best tevreden zijn over hun huisvesting, terwijl de gemeente dat juist betwijfelde. “Kijk specifiek naar welke mensen waar wonen en wat hun behoeftes zijn. Op die manier kun je gedifferentieerd beleid maken. In het algemeen is het met de Nederlandse seniorvriendelijkheid best goed gesteld. Maar bepaalde groepen hebben wel aandacht nodig. Ik wil maar zeggen: dé oudere bestaat niet, kijk naar de mens daarachter.”
Integrale veiligheid
Sybren van der Velden Walda kreeg vervolgens het woord. Hij is fractievoorzitter van de VVD in Wijk bij Duurstede en landelijk projectleider bij de Nationale Politie met onder andere senioren en veiligheid in zijn portefeuille. Veiligheid van senioren is een belangrijk aandachtspunt in het seniorvriendelijk maken van gemeenten, benadrukte hij, omdat de groep steeds groter en ook steeds kwetsbaarder wordt. “In bepaalde vormen van criminaliteit zijn senioren als slachtoffer oververtegenwoordigd. Bij babbeltrucs bijvoorbeeld, maar ook als er woninginbraken zijn waarbij sleutelkluisjes zijn opengebroken.”
Je kunt als gemeente heel veel doen om de veiligheid senioren te vergroten, stelt Van der Velden Walda. “Heb oog voor de veiligheid van senioren en neem dit thema integraal in je beleidsplannen op. Deze groep moet beschermd worden. Het is de generatie die ons heeft gebracht waar we nu staan, dus ze verdienen het ook.”
Workshops
Na de pauze viel het gezelschap in twee groepen uiteen. Een groep ging aan de slag met aanbevelingen voor beleidsmaatregelen om de seniorvriendelijkheid van gemeenten voor de vier clusters van senioren te vergroten. In de tweede workshop werd met ouderen zelf besproken hoe zij hun gemeente seniorvriendelijker zouden willen maken.
Marijke van Aert, lid van de Ouderendelegatie van het NUZO wees de aanwezigen in het afsluitende plenaire deel erop dat er voor iedereen werk aan de winkel is. “Werk samen en communiceer, haal en breng. Wil een senior vriendelijke gemeente zijn. Samen redden we het. Geld mag nooit een reden zijn om een voorziening niet te treffen. Praat met elkaar. En tot slot: maak van speeltuinen beweegtuinen.”
Annemiek Tuinhof de Moed, manager van het NUZO, onderstreepte nogmaals het belang om vooral ook met ouderen in contact te treden. “Vraag het de ouderen zelf. En heb het vooral ook niet altijd alleen maar over kwetsbare ouderen. Hoe oud ben je en hoe oud voel je je? Dat staat centraal. De meeste oudere mensen voelen zich helemaal niet oud. Laat dat het uitgangspunt van beleid zijn.”
Of lees:
door Webredactie | feb 13, 2023 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
De Utrechtse gemeenten en de provincie Utrecht moeten zoveel mogelijk gezamenlijk optrekken en bij het maken van beleid met name het belang van de inwoners voorop stellen. Daarover bleken alle partijen die meededen aan het provinciale verkiezingsdebat het min of meer over eens. Meer verschil van mening was er over het moment waarop de provincie de regie moet pakken.
Maandagavond 13 februari hadden zich 16 lijsttrekkers verzameld voor het verkiezingsdebat van de VNG Utrecht, dat in samenwerking de provincie Utrecht werd gehouden in de foyer van het Huis voor de provincie Utrecht. Het debat stond onder leiding van Elisabeth van den Hoogen.
Zij voelde de lijsttrekkers in drie ronden aan de tand over de hoofdthema’s van het Manifest van de Utrechtse Gemeenten: Klimaat & energie en Landelijk gebied; Bereikbaarheid & wonen en Gezondheid & economie. Wat verwachtten ze op deze vlakken van de Utrechtse gemeenten en wat hebben zijzelf de gemeenten eigenlijk te bieden?
Volgens Commissaris van de Koning Hans Oosters is het de opgave voor beide bestuurslagen om geïnspireerd samen te werken voor de mensen in de provincie Utrecht. “Die samenwerking begint bij elkaar leren kennen. In vervolg op de aanbieding van het manifest is dit debat daar een goede gelegenheid voor.”
Maarten Divendal, voorzitter van de VNG Utrecht en burgemeester van De Ronde Venen, beaamde dat. “Samen voor de inwoners. Daar doen we het voor.” Hij zij blij te zijn met wat de vorige editie van het manifest van de Utrechtse gemeenten heeft opgeleverd. “We kunnen elkaar makkelijker vinden en zoeken de samenwerking met elkaar. Ondank de verschillen die er natuurlijk ook zijn.”
Een verkiezingsdebat kan die verschillen wat duidelijker aan het licht brengen. “Maar het belangrijkste is dat we hiermee de basis leggen voor opnieuw vier jaar samenwerking.”
Actuele thema’s
Van alle partijen die in de huidige provinciale staten vertegenwoordigd zijn, deden de lijsttrekkers mee aan het debat. Vier van de lijstrekkers van de overige partijen die meedoen aan de verkiezingen waren uitgenodigd een pitch te houden. Alleen de PVV weigerde dat, omdat haar zetels in de staten naar eigen zeggen ‘geroofd’ zijn, na de overstap van Elly Broere en René Dercksen naar Belang van Nederland (BVNL).
Het debat voerde de deelnemers langs alle belangrijke actuele thema’s in de provinciale én lokale politiek. Zoals het stikstofbeleid, dat volgens Mirjam Sterk van het CDA invulling moet worden gekregen door ‘veel met mensen te praten’. “De bevindingen leggen we vast en sturen we naar het rijk. Als de financiering rond is, gaan we er de komende jaren mee aan de slag.”
Volgens Anjo Travaille van de Partij voor de Dieren dreigt het daarmee te veel in het proces te blijven hangen. “Het moet veel meer gaan over de inhoud. Minder koeien: dat is van belang. En dus moeten we bestemmingsplannen en functies aanpassen op platteland. Iedereen moet meebewegen en tegelijkertijd een alternatief geboden worden.”
Voor Huib van Essen (GroenLinks) is de tijd van overleg voorbij. “We hebben in het verleden al te vaak naar geitenpaadjes gezocht. De natuur is daar niet beter van geworden. Duidelijke doelen zijn belangrijk. Met voldoende ruimte voor inspraak. Maar de deadline is en blijft helder. In 2030 moet het stikstof-probleem zijn opgelost.”
Bij die doelen gaat het volgens Bertrick van den Dikkenberg van de SGP juist mis. “Het gebrek aan concrete doelstellingen is precies waar het in Utrecht fout gaat. We hebben geen eigen verhaal. Juist op deze terreinen hebben we duidelijkheid en perspectief nodig.”
Voor Sterk op haar beurt is de gestelde deadline van 2030 niet heilig. “We zitten nog steeds te wachten op kaders en instructies van het rijk. Het CDA wil de stikstofmaatregelen iets minder door de strot duwen dan andere partijen willen. Wat ons betreft mag het allemaal ook iets later dan 2030.”
Windmolens
Ook over windmolens liepen de meningen uiteen. GroenLinks is voorstander van wind en zon als vervangende energiebronnen en vreest niet te kunnen ontkomen aan windmolens. Van Essen: “De provincie is verantwoordelijk, maar besluiten over locaties nemen we zoveel mogelijk samen met gemeenten. Maar ze moeten er wel komen. Als gemeenten hun ruimtelijke verantwoordelijkheid nemen, respecteren we dat.”
Sterk (CDA) pleitte voor kernenergie, “zolang innovatie geen soelaas biedt. Maar tot 2030 houden we ons aan de afspraken.” Voor de PvdD is het al dan niet plaatsen van windmolens slechts een element in een veel breder voerende discussie over de gewenste energietransitie. “Leefbaarheid staat centraal. Als windmolens op een bepaalde locatie ten koste gaan van gezondheid, wordt het lastig om ze daar te plaatsen.”
Klimaat & energie bleek sowieso een thema dat de gemoederen bezig houdt, getuige het feit dat veel lijsttrekkers de eerste de beste gelegenheid aangrepen om hun joker in te zetten en drie minuten extra spreektijd te verwerven. Andre van Schie (VVD) bijvoorbeeld verwees windmolens bij voorbaat al naar de prullenbak. De liberalen willen vooral langs de weg van innovatie tot een betere energiehuishouding komen.
Hans Adriani van de PvdA wil vooral inzetten op de verduurzaming van woningen. “Want wat je niet gebruikt hoef je ook niet op te wekken.” Over het winnen van wind- en zonne-energie zit de PvdA op dezelfde lijn als GroenLinks. Het moet een combinatie van beide zijn, en samen met gemeenten en omwonenden moeten de meest kansrijke gebieden worden geselecteerd.”
Michiel Fiscalini van JA21 wees erop dat we in een klein landje als Nederland het klimaat niet zullen kunnen veranderen. “Daarom moeten we vooral inzetten op klimaatadaptatie en adequaat reageren op de klimaatveranderingen die op ons afkomen.” Alle partijen bleken het er overigens over eens dat klimaatadaptatie van het allergrootste belang is.
Bereikbaarheid en wonen
In het tweede blok stonden bereikbaarheid en wonen centraal. Op het gebied van bereikbaar moet volgens JA21 vaker en eerder worden gekozen voor overkapping en ondertunneling op plaatsen waar de overlast het grootst is.
Volgens de VVD is bereikbaarheid in de provincie Utrecht van het grootste belang. De kwaliteit daarvan moet toenemen, en dan niet, zoals het huidige provinciebestuur wil, door woningen te laten bouwen op locaties die niet goed worden ontsloten. “Juist daarover moeten we in overleg treden met gemeenten en samen bekijken hoe we de verbindingen gerealiseerd en op niveau krijgen. Het openbaar vervoer is wat ons betreft enorm belangrijk.”
De PvdA stelt zich op het standpunt: als je overal in investeert wordt niets goed. Adriani: “Investeer elke mobiliteitseuro daar waar meeste effect ontstaat. Het aanbod van OV moet daarnaast ook in de randgebieden en kleinere kernen in de provincie worden gegarandeerd.
Henriëtte Rikkoert van de ChristenUnie benadrukte dat er dankzij het huidige college van gedeputeerde staten echt iets is veranderd. “Het OV en de fiets hebben voorrang gekregen boven de auto. En daar moeten we mee doorgaan.” Ook zij vroeg aandacht voor de verbindingen in de kleine kernen.
Partijen hebben verschillende visies op de aanpak van de woningbouw. De PvdA bijvoorbeeld zet vol in op binnenstedelijk bouwen (Adriani: “Dat is echt een opgave die we samen met de 26 gemeenten moeten invullen.”), terwijl de VVD vooral inzet op grootschalige nieuwe bouwlocaties, zoals Rijnenburg. Van Schie vindt daarnaast dat het contourenbeleid moet worden losgelaten. “Iedere kleine kern die dat wil, moet je ruimte bieden om een straatje woningen erbij te bouwen. We moeten echt veel beter luisteren naar gemeentebesturen. Wat willen zij en wat willen de inwoners? En daar vervolgens een bouwprogramma voor maken. De bouwstenen moeten vanuit de gemeenten worden aangereikt.
Volgens Fiscalini (JA21) moet de provincie zich veel meer profileren als middenbestuur, dat de nek uitsteekt voor gemeenten. “En de kleine kernen moeten duidelijk aangeven wat zij precies willen.”

Woningzoekenden
De woningbehoefte is hoog in Utrecht. Reden voor Mieke Hoek om namens 50Plus de joker in te zetten op dit thema. “50Plus vraagt nadrukkelijk om aandacht voor de woningzoekenden. Niemand heeft het over de wachtlijsten. Maar er staan 35.000 woningenzoekenden in Utrecht geregistreerd. En die drukken zwaar op de woningvoorraad, met name in de kleine kernen.”
Ook Van Essen zette namens GroenLinks de joker in. “Er is veel belangstelling om in deze provincie te wonen. Daar moet regie op zijn. We moeten nieuwbouwwoningen ontwikkelen vanuit een gedeelde visie. De regio’s hebben die samen ontwikkeld. U16 heeft bijvoorbeeld het IRP, dat als twee druppels water lijkt op onze visie. Met de nadruk op binnenstedelijk bouwen en betaalbaar wonen en bijpassende mobiliteitsmaatregelen. Niet voor niets hebben we daarvoor van het rijk een miljard euro extra gekregen. Op dat gebied willen wij de samenwerking dus graag voortzetten.”
Van den Dikkenberg (SGP) wees in dat kader ook op het belang van goed werkgeverschap. “Tevreden chauffeurs zijn belangrijk om een goede dienstverlening te kunnen bieden.” En goed OV is weer belangrijk om de ontsluiting van bouwlocaties te kunnen regelen. “Het ontbreken van goed OV mag geen rem zijn op het bouwen in het buitengebied.”
Sterk (CDA) vindt dat er sowieso goed naar de kleine kernen moet worden gekeken. Net als de VVD is het CDA van mening dat daar buiten de rode contouren gebouwd mag worden. “Zeker als het groen meegroeit, zijn er van nieuwe woongebieden ook mooie groene gebieden maken. Het CDA maakt zich zorgen over de leefbaarheid in het landelijk gebied. Mensen die daar wonen, verdienen ook een stem. Ook het platteland moet vitaal blijven.”
Pitches
In diverse pitches kwamen de lijsttrekkers van Forum voor Democratie, U26 Gemeenten en Volt aan het woord. Frank van Breukelen stelde namens de FvD dat de provincie veel meer naar gemeenten en hun inwoners moet leren luisteren. “Nu legt de provincie gemeenten teveel zaken op. Daarnaast wordt het beleid vooral gedomineerd door wat grote gemeenten als Utrecht en Amersfoort ervan vinden. De provincie is diverser dan dat. De democratie moet lokaal sterk blijven. Burgers moeten krijgen waar ze voor stemmen. De provincie zou eens wat minder naar Den Haag moet luisteren en meer naar de burgers op lokaal niveau.”
Roy Luca van U26 Gemeenten greep de pitch aan om aan te geven dat zijn partij tegen extreem grote windturbines is. “Dan zien we meer in kleine windturbines die lokaal ingezet kunnen worden.” Luca wees ook op het feit dat de provincie een aanvliegroute voor Schiphol dreigt te worden. “Daar zijn wij tegen.” Op het gebied van mobiliteit pleit U26 voor meer aandacht voor veiligheid. Op provinciale wegen is 80 km het maximum. “En bij woningen en bedrijven moet het terug naar 60 km.”
Namens Volt vroeg Amos de Jong aandacht voor Europese samenwerking. “We staan sterker als we de handen ineen slaan als één Europa. Europees denken, lokaal doen, is het motto. We moeten ervoor zorgen dat we de Europese plannen van onderop voeden. De rol van gemeenten en provincie is daarbij uitermate belangrijk. Wij pleiten voor een nieuwe gedeputeerde voor Europese samenwerking. Zo kunnen we het Utrechts perspectief meer laten horen in Brussel.”
Economie en gezondheid
In de derde en laatste ronde stonden gezondheid en economie centraal. Lijsttrekkers Mieke Hoek (50Plus), Marianne de Widt (D66), René Dercksen (BVNL) en Jan Breur (SP) brachten in dat kader vooral de bereikbaarheid ter sprake. Dercksen stelde dat er niet zo eenvoudig kan worden gesproken over het opheffen van bedrijventerreinen en het verhuizen van ondernemingen “Die ondernemers zitten daar niet voor niets.”
De Widt wil juist meer ruimte voor nieuwe en vooral veel duurzamere bedrijventerreinen, terwijl de SP vooral voor meer en beter OV naar de bedrijventerreinen toe pleit. Volgens Breur is de gecombineerde opgave van intensiveren en verduurzaming een hele lastige waar alleen in overleg met alle betrokkenen invulling aan te geven is. Mieke Hoek van 50Plus op haar beurt wees erop dat verouderde bedrijventerreinen wel eens onvermoede kwaliteiten als woningbouwlocatie zouden kunnen hebben.
Op het gebied van gezondheid ging het onder andere over de slechte waterkwaliteit en schone lucht. Het zijn thema’s die volgens De Widt voor D66 een belangrijk onderhandelingspunt worden tijdens de aanstaande college-onderhandelingen. Ook voor de SP is dat belangrijk, evenals – opnieuw – goed OV. Breur: “Ook voor de gezondheid is goed OV van cruciaal belang.
Dercksen van BVNL waarschuwde ervoor dat we niet teveel mogen doorslaan. “De lucht in Nederland is schoner dan ooit.” 50plus vroeg aandacht voor vislood in oppervlaktewater (“5 ton blijft als vislood achter in het water”) en riep op tot beperking van de houtstook.
Travaille (PvdD) wees er op dat economie en gezondheid nauw met elkaar verweven zijn. “Deze thema’s hebben alles met elkaar te maken. We faciliteren economische groei, maar onderschatten daarbij soms het belang van een gezonde en groene leefomgeving. Dat moet anders.” Rikkoert (ChristenUnie) had daar wel een oplossing voor. “Wij pleiten voor de benoeming van gebiedsgedeputeerden, die het samen met gemeenten veel integraler kunnen aanpakken.”
Al met al was het een mooi debat, zo vond Maarten Divendal, die blij was met de door alle partijleiders geuite wens tot meer samenwerking met gemeenten. “Dit willen wij als gemeenten heel graag horen. En niet alleen omdat het morgen Valentijnsdag is.“
door Webredactie | nov 18, 2022 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
Tussen partnerschap en toezicht, luidde de titel van het Najaarscongres 2022 van de VNG Utrecht. Het geeft de twee kanten aan die de verhouding tussen de provincie Utrecht en de 26 Utrechtse gemeenten kenmerkt. En die tegelijkertijd het belang van een goede relatie tussen beide overheidslagen onderstreept, stelde Mark Röell, burgemeester van gastgemeente Baarn in zijn welkomstwoord. “We hebben elkaar hard nodig.”

Mark Röell, burgemeester van Baarn.
De verhouding tussen provincie en gemeenten is volgens Röell een belangrijk thema omdat beide overheidslagen allebei voor grote opgaven staan, op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid, duurzaamheid, economie en de opvang van vluchtelingen en statushouders. “We zullen slimme oplossingen voor deze opgaven moeten zien te vinden. En daarvoor is het misschien wel het allerbelangrijkste dat we het samen doen, ieder vanuit zijn eigen rol.”
Voordat daarover verder gesproken werd, was het eerst aan Maarten Divendal om de Algemene Ledenvergadering te leiden. Hier werd onder andere ingestemd met de benoeming van drie nieuwe bestuursleden: Rachel Streefland, wethouder van Utrecht, Micheline Paffen – Zeenni, wethouder van Amersfoort en Hans Buijtelaar, wethouder Wijk bij Duurstede. Ook gingen de leden akkoord met de begroting en het contributievoorstel voor 2023.

Leonard Geluk.
Haagse actualiteiten
Leonard Geluk, algemeen directeur van de VNG, had het aansluitend over Haagse actualiteiten, mede in het licht van de ALV van de VNG op vrijdag 2 december aanstaande.
De financiële positie van gemeenten blijft een belangrijk thema en is aanleiding voor een bijna permanent gevecht tussen gemeenten en rijk, aldus Geluk. “Tot en met 2025 lukt het wel. Maar daarna gaat het niet vanzelf goed.” Andere thema’s in het debat met het kabinet zijn de Spreidingswet, waarin het gaat over opvang en asiel en de Omgevingswet. Geluk: “Al deze thema’s komen vanzelfsprekend ook tijdens onze ALV aan de orde.”
Financieel draait het vooral om de vraag of de financiële basis zo op orde kan worden gekregen dat de gemeenten erin slagen het voorzieningenniveau op peil te houden. “Als je permanent onzeker bent over je financiële positie, lukt het niet om de opgaven te vervullen. Hopelijk krijgen we hier snel meer duidelijkheid over en biedt het rijk ons ook meer ruimte.”
Geluk kent de kritiek als het nooit genoeg kan zijn voor de VNG, maar die werpt hij verre van zich. “Wij vinden simpelweg dat gemeenten voldoende middelen moeten hebben om de wet te kunnen uitvoeren. Wethouders – de naam zegt het al – houden zich aan de wet. Maar op zijn beurt kan het rijk niet worden gedwongen om zich ook aan de wet te houden. Dat wringt. We doen graag wat het rijk van ons vraagt, maar dan moeten er wel voldoende middelen zijn.”
Het samen beter doen
De verkokering binnen het rijk vormt in de gesprekken hierover een behoorlijke belemmering, aldus Geluk. “De vakdepartementen zijn het vaak met ons eens. Het bestrijden van armoede onder kinderen kost volgens het vakdepartement 500 miljoen euro. Maar Financiën kijkt daar anders tegenaan. Het zijn de ambities versus de financiële realiteit. We moeten veel meer kijken naar uitvoerbaarheid, is de stelling. Maar dat zien we in de praktijk amper terug.”
Dat staat het soort gesprekken dat de VNG eigenlijk met het rijk wil voeren in de weg. “We hebben het nu voortdurend over geld, maar uiteindelijk willen we het hebben over de vraag of het nu beter gaat met de overheid of dat we juist in een neerwaartse spiraal zitten. Als je gemeenbestuurders die vraag stelt vindt 90 procent dat de overheid steeds kwetsbaarder wordt. Men is bezorgd dat het land stilstaat en de overheid onvoldoende antwoorden geeft op de opgaven waar we als land voor staan.”
Gemeenten hebben daarin ook zelf een verantwoordelijkheid. “We moeten scherp zijn op de kwaliteit van de uitvoering van onze taken en op elkaar. Hoe kun je op een lerende in plaats van een afrekenende manier de kwaliteit van het openbaar bestuur beter maken? Daarvoor heb je onderlinge veiligheid nodig: de bereidheid elkaar te willen helpen om het beter te doen. Zo zouden we als overheden meer naar elkaar moeten kijken. Samen willen verbeteren. Die insteek, om het met elkaar beter te willen doen, zie ik nog te weinig.”

Nico Versteeg.
Mensen als lijdend voorwerp
Nico Versteeg, nu provinciesecretaris van Overijssel maar daarvoor onder andere gemeentesecretaris van Lelystad en Leusden, heeft scherp zicht op de verhouding tussen gemeenten en de provincie. In die relatie gaat het volgens hem in de eerste plaats teveel over het ‘hier en nu’ en heel wat minder over ‘elders en later’. “Daar moet dan ook meer aandacht voor komen.”
Ten tweede heeft hij de laatste jaren te vaak gemerkt dat partijen zich op het eigen domein aan het terugtrekken zijn. “Gelukkig komt daar wel weer verandering in. Het gaat van piketpalen slaan naar echte samenwerking.” Ten derde realiseren beide overheden zich onvoldoende dat mensen vaak het object van overheidshandelen zijn. “De mensen fungeren als lijdend voorwerp. Ze gaan pas dromen en meewerken als ze subject zijn, dus mogen meedenken en echt betrokken worden. Maar dat is zelden het geval.”
Overheden maken vaak een veel te simpele voorstelling van de werkelijkheid, vindt Versteeg. “Recent is de Nobelprijs voor natuurkunde uitgereikt aan een onderzoeker die heeft ontdekt dat subatomaire deeltjes verstrengeld zijn met elkaar. Zelfs als je ze extreem uitrekt blijft dat het geval. De overheid handelt juist tegenovergesteld: wij hebben de neiging om alles juist in hanteerbare stukjes te hakken. Maar een thema als armoede kun je helemaal niet in stukjes hakken. Dat hangt met van alles samen: scholing, sociaal-economische omstandigheden, de fysieke omgeving et cetera. De neiging is om het simpel te maken, terwijl het helaas niet simpel is.”
Impact is groot
De impact van het menselijk handelen is voor Versteeg een belangrijke reden om op provinciaal niveau te willen acteren. “Dat zit bij mij altijd in het achterhoofd. Want onze impact op onze omgeving is ongelofelijk groot. We hebben het vaak niet eens door hoe groot die impact is, zowel fysiek als digitaal.”
Ook in de omgang met elkaar verandert er veel. “Bestuurders die bedreigd worden vormen helaas geen uitzondering meer. En ondertussen hebben we het in Den Haag vooral over crises: duurzaamheid, wonen, energie, vluchtelingen, et cetera. En dat is wel zo makkelijk. Want een crisis betekent vooral dat je niet hoeft te handelen.”
Daar moeten we vanaf, vindt Versteeg, die in dat kader het Huis van Thorbecke in herinnering riep. “We hebben als openbaar bestuur de opdracht met elkaar om verder te komen. Het gezag van de overheid hangt samen met de vraag in hoeverre zij bekwaam, betrouwbaar en betrokken haar rol vervult.”
Weg met de boodschappenlijstjes
Hij erkent dat samenwerking tussen provincies en gemeenten soms ingewikkeld is. Met name in het ruimtelijk beleid liggen de belangen soms ver uit elkaar. “Het is en blijft mensenwerk en dat is soms best ingewikkeld, zeker in tijden van grote transities. Maar voor mij speelt vooral het belang van toekomstige generaties. We moeten af van de praktijk dat we in het overleg tussen overheden standaard een onderhandelingspositie innemen. We moeten afzien van boodschappenlijstjes en overstappen naar de werkelijke behoeftes.”
Daarvoor is het noodzakelijk dat provincies en gemeenten niet meer de mening voor de ander invullen maar elkaar bellen en checken hoe erover wordt gedacht. “Dat gebeurt niet of nauwelijks. Ik vind dat wij ambtelijk dan ook een enorm grote verantwoordelijkheid hebben om te voorkomen dat onze bestuurders in het wantrouwen schieten. Het is onze taak om daar weerstand tegen te bieden en te proberen te voorkomen dat iedereen in de loopgraven duikt. Als we daarin slagen, ben ik benieuwd naar wat we samen durven dromen.”

Een van de parallelsessies.
Manifest Utrechtse Gemeenten
Na de pauze werden in twee rondes van drie parallelsessies gesprekken met deelnemers gevoerd over de onderwerpen van de nieuwe editie van het Manifest van de Utrechtse gemeenten, dat de VNG Utrecht in voorbereiding heeft.
In de sessies over bereikbaarheid en wonen ging het onder andere over de mate van flexibiliteit in de relatie met de provincie. Die wordt door veel deelnemers als cruciaal ervaren. In het algemeen bleek men positief over de samenwerking met de provincie. Wel is de verkokering nog een punt van aandacht. Verder werd gewezen op de leefbaarheid in de kleine kernen en het belang dat ook kleinere gemeenten hebben bij hoogwaardig openbaar vervoer.
In de sessies over economie ging het onder andere over integraal en opgavegericht werken. Alles hangt met alles samen, zo vonden de deelnemers. Economie is niet alleen zoeken naar werklocaties, maar heeft ook te maken met het huisvesten van arbeidsmigranten, opleiding en bereikbaarheid. Het zou mooi zijn als de provincie de opgaven die er zijn integraal benadert. Dan is ook een gezamenlijke aanpak eerder binnen bereik.
In het kader van het thema gezondheid werd gesproken over het verschil tussen stad en platteland en hoe beide elkaar kunnen versterken en ondersteunen. Gezondheid draait om welzijn en welvaart, maar welvaart heeft nog steeds de boventoon. Volgens de deelnemers is juist meer aandacht nodig voor welzijn.
Tijdens de sessies over klimaat en energie tot slot ging het onder andere over dwang versus regie. Dwang is niet de juiste manier om gemeenten tot actie aan te zetten, zo vonden de aanwezigen. Integendeel. Juist in haar rol als regisseur kan de provincie partijen in verbinding brengen met elkaar.
De VNG Utrecht verzamelt de komende maanden nog veel meer input van de Utrechtse gemeenten, aldus voorzitter Maarten Divendal in zijn slotwoord. “Met het Manifest van de Utrechtse gemeenten zullen we laten zien waar de Utrechtse gemeenten voor staan.”