door Webredactie | okt 3, 2019 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
Naast het rijk en de provincies zullen ook de gemeenten meer geld moeten uittrekken voor de verduurzaming en het onderhoud van hun infrastructuur. Alleen zo kan de bereikbaarheid van een groeiregio als Utrecht op alle niveaus worden gegarandeerd.

Maxime Verhagen.
Dat zei Maxime Verhagen, voorzitter van brancheorganisatie Bouwend Nederland, op het seminar ‘De Kunst van bereikbaarheid’, dat donderdag 3 oktober 2019 werd gehouden op de Tech Campus van het ROC Midden-Nederland in Nieuwegein.
De bijeenkomst was georganiseerd door de VNG Utrecht, Bouwend Nederland, de gemeente Utrecht, MKB Nederland Midden en VNO-NCW – provincie Utrecht. Het thema van de middag was duurzame mobiliteit en woningbouw.
Volgens Verhagen is de bereikbaarheid van de provincie Utrecht en de daarin gelegen gemeenten in het geding, omdat de Nederlandse infrastructuur met een enorme onderhoudsachterstand kampt. Volgens hem zijn er vele miljarden nodig om die weer in te lopen. Geld dat niet alleen het rijk en de provincies maar ook de gemeenten zullen moeten investeren. “Een gemeente kan zijn achterstallig onderhoud niet oplossen door een weg dan maar af te sluiten voor vrachtwagenverkeer.”
Verkenning mobiliteit

Bas Ebskamp.
De voorman van Bouwend Nederland reageerde op de bijdrage van Bas Ebskamp van De Argumentenfabriek. Ebskamp gaf een toelichting op het rapport Verkenning mobiliteit 2030, dat vorig jaar september in opdracht van Bouwend Nederland is uitgebracht.
Het rapport gaat in op de ontwikkeling van de mobiliteit in de komende tien jaar. Met name in Utrecht kan gerekend worden op een forse toename van het verkeer, omdat de provincie op alle fronten groeit: demografisch neemt het aantal inwoners toe, het aantal huishoudens stijgt, de welvaart neemt toe en de economie blijft fors groeien.
De vraag is vervolgens hoe die groei bediend gaat worden. De verschillende overheden stellen klimaat- en milieudoelen, stimuleren het openbaar vervoer, wandelen en fietsen en verschuiven het beschikbare geld van nieuwe infrastructuur naar onderhoud en gedrag.
Uiteindelijk leidt dit tot vier mogelijke mobiliteitsbeelden, aldus Ebskamp: die van de onafhankelijke reiziger (eigen vervoer met vaste kosten, ligt het dichtst bij werkelijkheid van nu), de gemaksreiziger (deelvervoer met vaste kosten: geografisch verschillend, vooral in stedelijke omgeving), de flexreiziger (deelvervoer met variabele kosten, met een enorme vlucht van mobiliteitshubs met overstapmogelijkheden) en de voorrangsreiziger (eigen vervoer met variabele kosten)
Duurzame bereikbaarheid
Verhagen zei in zijn reactie geen voorkeur te hebben voor een specifieke ontwikkeling, maar wees vooral op de noodzaak tot investeren. Ook vond hij dat gemeenten de daad meer bij het woord moeten voegen. “Duurzame bereikbaarheid kunnen we voorlopig wel vergeten. Ik moet helaas constateren dat iedereen weliswaar de mond vol heeft van milieu en klimaat, maar dat vrijwel niemand bereid is daar ook het benodigde geld voor uit te trekken.”
Dat valt onder andere op te maken uit het feit dat in nog geen derde deel van de overheidsaanbestedingen duurzaamheid expliciet genoemd. “Met andere woorden: duurzaamheid is geen onderscheidend criterium. Nog altijd is de laagste prijs bepalend.”
Alleen als daadwerkelijk wordt gekozen voor duurzaamheid en gemeenten bereid zijn daar ook een hogere prijs voor te betalen, zal dat volgens hem leiden tot innovatie en nieuwe, duurzamere vormen van mobiliteit, waarmee de bereikbaarheid op niveau kan worden gehouden.

Robert Koch.
Stikstofcrisis reden tot grote zorg
Zowel Verhagen als gastheer Robert Koch, directeur Tech Campus ROC Midden Nederland, spraken hun zorgen uit over de enorme problemen die de stikstofcrisis de bouwsector kan opleveren. Koch: “We zijn in de economische crisisjaren met het bouw- en interieurcollege van 1500 studenten teruggezakt naar 700. Nu zijn dat er eindelijk weer meer dan 1000. Maar ik maak me grote zorgen dat door de stikstofproblemen er voor onze studenten heel veel opleidings- en stageplekken bij de bouwbedrijven weer zullen verdwijnen.”
Verhagen zei die zorg te delen. “Het is van de gekke dat we aan de ene kant een tekort aan 60.000 arbeidskrachten proberen weg te werken zodat we al het werk kunnen uitvoeren wat er op ons ligt te wachten, terwijl door de stikstofcrisis er inmiddels 70.000 banen op de tocht staan. Het is enerzijds rennen en anderzijds stilstaan.”
Ambitieuze doelstellingen
De stikstofproblemen kwamen daarom ook nadrukkelijk aan de orde in de discussie over de woningbouw in de provincie Utrecht. Het Rijk, de provincie Utrecht en 16 gemeenten in de regio Utrecht hebben eind juni in dat kader een zogeheten Woondeal gesloten om de woningbouwproductie te versnellen, en de betaalbaarheid te vergroten. Verhagen: “Hoe gaat de provincie die ambitieuze doelstellingen realiseren zolang we het stikstofprobleem op tafel hebben liggen?”

Rob van Muilekom.
Gedeputeerde Rob van Muilekom reageerde dat de provincies het probleem wel degelijk onderkennen en ook bij het rijk proberen te bereiken dat de bouwproductie zo ongestoord mogelijk doorgang kan vinden. De oplossing daarvoor zal echter vooral op rijksniveau moeten worden gevonden (het kabinet maakte daar daags na het seminar ook de plannen voor bekend).
De voorkeur van de provincie gaat ondertussen nog steeds uit naar projecten waarin wordt gekozen voor binnenstedelijke verdichting en hoogbouw. Maar als de mogelijkheden om te verdichten en in de hoogte te gaan zijn uitgeput, valt er volgens de gedeputeerde wel degelijk met de provincie te praten over nieuwe bouwlocaties aan de randen van bestaand stedelijk gebied en in de regio. “Maar dan heb ik het wel over de kleinere plannen, van 100 tot 500 woningen.”
Voor de provincie staat voorop dat er voldoende goede bouwprojecten in de planning komen te staan. “We merken dat bij gemeenten soms de kennis of capaciteit ontbreekt om zachte plannen hard te maken. Het is een gezamenlijke opgave om dat voor elkaar te krijgen. De provincie wil daar ook proactief ondersteuning bij gaan bieden. Maak daar als gemeenten vooral ook gebruik van.”

Jeannine van Bree.
Sociale en demografische context
De laatste bijdrage aan het seminar werd verzorgd door Jeannine van Bree van de Staat van Utrecht. Zij schetste de sociale en demografische context waarin de toekomst van het wonen en de mobiliteit in de provincie Utrecht moet worden geplaatst.
Want uit de laatst verschenen editie van de Staat van Utrecht blijkt opnieuw hoezeer de bevolking van Utrecht in omvang groeit: gemiddeld met 10 procent (landelijk 6% groei). Dat percentage ligt zelfs nog veel hoger in de steden Utrecht (25%), Bunnik (19%), Amersfoort en Vianen (beide 17%).
In combinatie met de toenemende vergrijzing en de groeiende economie leidt dat volgens Van Bree tot een stijging maar ook verandering van de mobiliteit en de woningbehoefte. “Er moeten snel plannen komen voor investeringen in bereikbaarheid en woningbouw.” Hoe die plannen moeten worden ingevuld is aan markt en overheid samen. “De Staat van Utrecht is het middel bij uitstek om daarover het gesprek met elkaar aan te gaan.”
door Webredactie | sep 12, 2019 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
Gemeenten die serieus werk willen maken van ouderenparticipatie moeten zien te voorkomen dat ze ouderen teveel over één kam scheren. “De groep is juist heel divers samengesteld”, aldus Ingrid van Lieshout, onderzoeksleider van de Staat van Utrecht namens de gemeente Utrecht.

Ingrid van Lieshout
Van Lieshout was een van de sprekers van de interactieve bijeenkomst ‘Ouderen aan zet’, die donderdag 12 september 2019 werd gehouden in het stadhuis van Bunnik te Odijk. De organisatie was in handen van de VNG Utrecht, het Netwerk Utrecht Zorg Ouderen (NUZO) en het kennisplatform Utrecht Sociaal. De bijeenkomst werd geleid door Anneke Dubbink, raadslid in Houten en beoogd bestuurslid van de VNG Utrecht.
In haar bijdrage wees Van Lieshout de bijna 60 deelnemers op het feit dat de groei van het aandeel ouderen de komende jaren tot een ingrijpende wijziging van de bevolkingsopbouw leidt. “In 1995 was nog maar 5 procent 65 plus. Straks zal dat 15 procent zijn. Er is een nieuwe bevolkingslaag op komst die het straatbeeld en het wereldbeeld mede gaat bepalen.” En dan vooral in de kleinere gemeenten. “Hier is in 2030 25 procent ouder dan 65. Het aantal 80-plussers ligt op 7,4 procent in De Bilt en op 2,5 procent in de gemeente Utrecht.”
Active Agers versus kwetsbare ouderen
De grootste fout die gemaakt kan worden door gemeenten is dat zij in hun ouderenbeleid geen rekening houden met de diversiteit van deze bevolkingsgroep, meent Van Lieshout. Want de hedendaagse ouderen zijn net zo divers als het jongere deel van de bevolking. Steeds meer ouderen blijven steeds langer zelfstandig in de eigen woonomgeving wonen en zijn tot op hoge leeftijd nog actief en mobiel, maar naast deze zogeheten Active Agers is er ook nog een omvangrijke groep kwetsbare ouderen, die juist eerder dan hun generatiegenoten een beroep moeten doen op zorg, kampen met armoede of dreigen te vereenzamen.
Kortom: enerzijds hebben ouderen krachten en potenties die je als gemeente moet zien te benutten. Anderzijds stellen ouderen de gemeenten voor een aantal opgaven, met name op het gebied van de zorg en de inrichting van de fysieke omgeving. Het is zaak om het gemeentelijk ouderenbeleid daarop af te stemmen, aldus Van Lieshout, en op maat en naar behoefte instrumenten in te zetten. Overigens heeft met name in de provincie Utrecht de oudere bevolking nog veel te bieden, denkt zij. “Hier zijn immers de meeste hoogopgeleide ouderen te vinden. En die zijn meer zelfredzaam, hebben een betere gezondheid en genieten een hoger inkomen. Maak daar vooral ook gebruik van.”
- Klik hier voor de presentatie van Ingrid van Lieshout.

Laurens de Graaf
Iedere generatie heeft andere relatie
Laurens de Graaf, burgemeester van Lopik, onderstreepte in zijn bijdrage die enorme diversiteit onder ouderen. Zeker ook in relatie tot de participatiesamenleving. “Ik denk dat het goed is om ook daar vanuit de verschillende generaties naar te kijken.”
Want iedere generatie heeft een andere relatie met de overheid. In de jaren ‘80 was de overheid de hoeder van de verzorgingsstaat, die vooral bureaucratisch en hiërarchisch van aard was. In de jaren tot 2010 deed de marktwerking haar intrede, waardoor de nadruk kwam te liggen op efficiency, bedrijfsmatig werken maar ook samenwerking en proceskwaliteit. Overheid en samenleving kwamen in die periode steeds meer naast elkaar te staan. En tegenwoordig is de samenleving soms zelfs boven de overheid komen te staan. Een vergelijkbare ontwikkeling heeft zich voorgedaan in de betrokkenheid van de burger. In de jaren ‘70 en ‘80 draaiden het vooral om inspraak, in de jaren ‘90 kwam er aandacht voor interactieve beleidsvorming en sinds 2010 staan burger- én overheidsparticipatie op de agenda.
Participatie is loslaten
Het lastige is dat alle relatie- en participatievormen zich tegelijkertijd kunnen voordien. “En daarom is het van cruciaal belang om te bepalen waar je het feitelijk over hebt als je het over participatie en de relatie tussen overheid en bevolking hebt. Ouderen aan zet, is de titel van deze bijeenkomst: wat bedoel je daarmee? Bedoel je wat de overheid wil, wat de doelgroep wil of bedoel je eigenlijk iets anders? Blijf je kortom bewust van je eigen en andermans perspectief.”
Volgens De Graaf vraagt participatie mede daarom om democratisch en ambtelijk vakmanschap. En niet zelden komt dat voor een gemeente neer op loslaten. “Burgerinitiatieven bijvoorbeeld draaien bij aanvang vooral om energie en pas veel later om structuur. De overheid is juist geneigd om vooral in structuren te denken. Mijn advies: niet doen. Als een burgerinitiatief net gestart is, laat het dan vooral zijn gang gaan en een eigen dynamiek ontwikkelen.”
- Klik hier voor de presentatie van Laurens de Graaf.

Heleen André de la Porte
Generaties verbinden
Na de pauze deelde Heleen André de la Porte , eigenaar van Dynamo advies, de ervaringen met het project ‘Generaties verbinden, buurtkracht vinden’ in Austerlitz. Een burgerinitiatief, waarbij de vraag centraal stond hoe bewonersinitiatieven met generatie-verbindende activiteiten een concrete bijdrage kunnen leveren aan de sociale cohesie in de wijk.
Daarbij draait het volgens André de la Porte vooral om het verbinden van en de samenwerking tussen generaties. “Je ziet veel activiteiten georganiseerd vanuit systeemwereld voor ouderen onder elkaar. Dat is prima. Maar kijk ook eens naar de samenwerking tussen generaties en betrek daar vooral ook de leefwereld bij .”
Zij refereerde in dat kader aan een advies van de Raad van Ouderen over de overheidscampagne herwaardering ouderen. “De beeldvorming over ouderen is vaak negatief. En ouderen werken daar zelf ook aan mee. De RvO adviseert: we moeten niet praten over ouderen maar met ouderen, en de verschillende generaties met elkaar verbinden. Anders komen ouderen in isolement en worden zij als afgeschreven behandeld.”
In Austerlitz is daar met vier deelprojecten vorm en inhoud aan gegeven: samen tuinieren, samen muziek maken, samen bewegen en samen mobiel. Alle projecten zijn en worden getrokken door vrijwilligers, daarbij gesteund door een aantal professionals. André de la Porte: “Gebleken is dat je samen echt iets moois kunt neerzetten. Zeker als je erin slaagt een intergenerationele bril op te zetten.”
Pitches
Tot slot van de bijeenkomst kregen vertegenwoordigers van drie projecten gericht op ouderenparticipatie de gelegenheid een pitch te houden.
Het spits werd afgebeten door Samen sterk tegen eenzaamheid uit Leusden, waar Marcel Landman (voorzitter van de stichting Samenwerkende ouderorganisaties gemeente Leusden en Simone Rijneveld (beleidsadviseur gemeente Leusden) een toelichting op gaven.
Aloys ter Steege, voorzitter van de stichting Vrienden van het Binnenbos presenteerde het gelijknamige initiatief in Zeist om eenzaamheid bij ouderen te bestrijden. “Want eenzaamheid is geen aandoening, maar een gebrek aan saamhorigheid op buurtniveau”, aldus Ter Steege.
Als derde hield Kees Duijvelaar, voorzitter van KBO, afdeling IJsselstein, Lopik e.o. een pitch over de petitie die zijn organisatie heeft opgesteld om de gemeente ertoe te zetten om ook met ouderen het gesprek aan te gaan.
Het slotwoord was aan burgemeester De Graaf van Lopik: “We zeggen vaak dat participatie representatief moet zijn. Maar dat is niet zo. Het gaat altijd om een selectie van mensen. Participatie is met andere woorden niet representatief, maar het representeert wel van alles. Alleen al daarom is van belang hiermee door te gaan.”
door Webredactie | mei 24, 2019 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
De ontmoetingen met de 26 burgemeesters in de provincie Utrecht hebben commissaris van de Koning Hans Oosters gesterkt in zijn overtuiging dat de samenwerking tussen gemeenten en de provincie van cruciaal belang is. “Natuurlijk heeft iedereen zijn eigen taken en verantwoordelijkheden, maar de vraagstukken zijn zo complex dat we het samen moeten doen.”

Wouter de Jong
Tijdens het Voorjaarscongres 2019 van de VNG Utrecht, dat vrijdag 24 mei werd gehouden op de bijzondere locatie Fort Honswijk, kreeg Hans Oosters voor het eerst de gelegenheid om te vertellen over zijn eerste ervaringen als CvdK in Utrecht. Hij deed dat in een interview met gespreksleider Elisabeth van den Hoogen.
Dat gebeurde niet eerder dan nadat voorzitter Maarten Divendal van de VNG Utrecht en burgemeester Wouter de Jong van gastgemeente Houten iedereen welkom hadden geheten, de Algemene Ledenvergadering was gehouden (klik hier voor het concept-verslag) en Jantine Kriens, algemeen directeur van de landelijke VNG de deelnemers had geïnformeerd over actuele ontwikkelingen in Den Haag.

Jantine Kriens
Jeugdzorg dominant thema voor VNG
Kriens liet er in haar bijdrage geen misverstand over bestaan dat de problemen in de jeugdzorg en dan met name de financiering ervan met stip op de agenda van het overleg tussen VNG en het kabinet staan. De reden: “De onderhandelingen met het kabinet – waarmee we de decentralisaties hebben afgesproken – konden als gevolg van de verkiezingen niet worden afgerond. Vervolgens hebben we driekwart jaar te maken gehad met een kabinet dat geen stap vooruit kwam en waarmee we de open eindjes van de decentralisatie niet konden afronden. Ook al omdat men inmiddels met hele andere zaken bezig was, zoals het klimaatakkoord.”
De gesprekken zijn ondertussen alweer enige tijd gaande, maar hebben tot op heden onvoldoende opgeleverd, vindt Kriens. “De stemming is nog niet bepaald himmelhoch jauchzend.” Veel rumoer is er ook op andere dossiers. Of het nu gaat over inburgering, het klimaatakkoord, het BTW-compensatiefonds of de beloning van raadsleden: in alle gevallen blijkt dat het kabinet de hand op de knip blijft houden. Kriens daarover: “Het accres gaat nog altijd uit van het principe: trap op, trap af. Dat verhoudt zich niet tot de structurele aard van de uitbreiding van het takenpakket. Daarom moeten de financiële en bestuurlijke verhoudingen anders worden geregeld. Wij willen als VNG zelf de regie pakken en met voorstellen komen, onder andere ook over een eigen belastinggebied.”

Hans Oosters
Interbestuurlijke samenwerking
Daarna was het woord aan Hans Oosters. De commissaris van de Koning, die op 1 februari in Utrecht aantrad, voelt zich inmiddels al helemaal thuis, zo vertelde hij. “Het is een mooie, diverse provincie, waar grote bestuurlijke betrokkenheid heerst.” Zijn rondgang langs de 26 Utrechtse gemeenten leverde leuke en informatieve gesprekken op, waarin ook de nodige zorgen naar voren werden gebracht. “Jeugdzorg is bijvoorbeeld in alle 26 gesprekken teruggekomen. Met cijfers op tafel kwamen grote problemen aan de orde.”
Alle burgemeesters waren benieuwd naar de rol en positie van de provincie Utrecht in de komende collegeperiode. “Het is duidelijk dat er veel vraagstukken op ons afkomen”, aldus Oosters. “En die zullen we samen moeten oplossen. Wat dat betreft leven we in bestuurlijk inspirerende tijden. De vraagstukken die op het bordje van het openbaar bestuur liggen, vergen een gezamenlijke aanpak, of het nu jeugdzorg betreft of klimaatadaptatie en energietransitie.”
Vroeger ging een gemeente of de provincie wel of niet ergens over. Oosters: “De domeinen van de verschillende overheden werden strak afgeperkt. Nu leven we in een heel andere tijd. Natuurlijk heeft iedereen zijn eigen taken en verantwoordelijkheden, maar de problemen zijn zo complex dat we het echt samen moeten doen. Met zulke grote maatschappelijke vraagstukken is het helder dat het niet meer van één overheid is. Je hebt samen een verantwoordelijkheid te dragen en zult daarom ook veel meer moeten samenwerken, ook op ambtelijk niveau. Het belang van de gemeenten is ook het belang van de provincie.”
Helaas is dat besef bij de rijksoverheid nog niet zo doorgedrongen, merkt Oosters. “In Den Haag realiseert men zich nog onvoldoende dat het interbestuurlijk werken de rijksoverheid in een faciliterende rol dwingt. De decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) zijn aan zet. Daar hoort een rol van het rijk bij die anders is dan in het verleden. Dat geldt zeker ook voor de ambtelijke organisatie van de ministeries.”
De collegevorming was ten tijde van het Voorjaarscongres nog in volle gang. Oosters zei te verwachten dat in het uiteindelijke coalitieprogramma ook elementen van het door de VNG Utrecht aangeboden Manifest van de Utrechtse Gemeenten worden meegenomen. Zoals een goed gemotiveerde mogelijkheid om ook iets buiten de rode contouren te doen. “Het pleidooi van de VNG Utrecht is goed aangekomen. In het algemeen ben ik onder de indruk van het netwerk en de kwaliteit van de inhoudelijke agenda van deze vereniging. Het is belangrijk dat gemeenten zich op deze wijze organiseren.”

Johan van der Gun
Ruimtelijke kwaliteit in het geding
Na de pauze gaf ir. Johan van der Gun, secretaris van de Stichting Honswijk-Everdingen, een presentatie over de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De verdedigingswerken vormen het grootste Rijksmonument van Nederland en zijn bovendien genomineerd als UNESCO Werelderfgoed. Fort Honswijk en omgeving is daarvan een echte parel, meent Van der Gun. “Wij kunnen in dit gebied de ontwikkeling in de tijd van het militair historisch landschap aflezen. Dat alleen al maakt het de moeite van het beschermen waard.”
Eric Luiten, hoogleraar landschapsarchitectuur aan de TU Delft, ging in zijn bijdrage aan het Voorjaarscongres in op het belang van ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de wijze waarop die gewaarborgd kan worden. Dat die kwaliteit in Nederland zo hoog is, ligt volgens Luiten onder andere aan het arrangement dat daartoe werd gesloten tussen CDA en PvdA. “De PvdA ging voor stadsontwikkeling.

Eric Luiten
Het CDA zat op de lijn van landschapsontwikkeling. Dat was het arrangement dat in de ruimtelijke ordening gehanteerd, waarbij de afspraak was om elkaar niet teveel dwars te zitten. Dat is succesvol geweest.”
Sinds het rijk zich echter niet meer verantwoordelijk voelt voor planologie en ruimtelijke ordening staat de ruimtelijke kwaliteit in toenemende mate onder druk. “Twaalf provincies gaan er nu over, en dat resulteert in twaalf verschillende meningen over de inrichting van ons land.”
Voeg daarbij de grote opgaven als klimaatadaptatie, energietransitie, waterwering en bodemdaling, en de schrik slaat je om het hart. Dit gaat niet vanzelf opgelost worden.” Van groot belang voor de kwaliteit van het toekomstige landschap is dan ook de mate waarin de overheid blijk geeft van wilsbekwaam publiek opdrachtgeverschap, aldus Luiten. Zoals bijvoorbeeld Nijmegen heeft getoond bij de Waalsprong en het project Ruimte voor de Rivier. Daarbij zijn een goede rolverdeling tussen rijk, provincies, gemeenten waterschappen en betrokkenheid van bedrijven en inwoners van cruciaal belang. Hoe dan ook moet de ruimtelijke kwaliteit van Nederland terug op de agenda, vindt hij. “Want het cultuurlandschap van mijn kleinkinderen zal bij voortzetting van het huidige omgevingsbeleid een volledig gefragmenteerd mozaïek zijn. En de gemeenten zullen dat eerder versnellen dan voorkomen.”

Els Otterman, Eric Luiten en Herman Geerdes.
Lokale aanpak biedt zicht op kwaliteit
De dreigende versnippering kwam uitgebreid aan de orde in de afsluitende plenaire discussie over ruimtelijke ontwikkelingen in de regio, waaraan behalve Eric Luiten ook Herman Geerdes (wethouder Houten) en Els Otterman (Hoogheemraad van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden) aan deelnamen.
Otterman liet weten dat het hoogheemraadschap daar nadrukkelijk naar kijkt. “We zoeken in onze projecten naar de balans tussen ruimtelijke kwaliteit en lokale wensen en belangen. Dat neemt niet weg dat een antwoord op het dilemma van Luijten niet eenvoudig is te vinden. Het is niet vanzelfsprekend dat dit gaat lukken.”
Wouter de Jong, burgemeester van Houten, stelde daarop de vraag of Luiten nu pleit voor meer landelijke regie in het ruimtelijk beleid. Volgens Luiten is dat hard nodig. “De publieke sector heeft zich te makkelijk ontdaan van die verantwoordelijkheid. Of de rijksplanologische dienst weer moet terugkomen, weet ik niet. Maar er moet iets gebeuren.”
Wethouder Geerdes bleek het daar niet mee eens. “Als gemeente hebben wij heel bewust ervoor gekozen te ontwerpen vanuit het landschap. De Hollandse Waterlinie is benut om ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen. Een lokale aanpak biedt naar mijn mening meer zicht op kwaliteit dan een aanpak op rijksniveau.”
Luiten: “De samenleving is inmiddels wel tot de conclusie gekomen dat zij dit niet gaat oplossen. We hebben richtinggevende arrangementen nodig. Burgers graven geen dijk. Ik pleit niet voor renationalisatie. Maar het is te grondstoffelijk overgedragen of geschrapt.”
Otterman: “Het is niet meer bottom up te realiseren. Het schaalniveau is daar simpelweg te groot voor geworden. Daarom is het interbestuurlijk programma ook zo belangrijk. Daar kunnen we als overheden met elkaar afspraken maken over de grote thema’s, waaronder klimaatadaptatie en energietransitie. Gemeenten zouden meer dan in het verleden de samenwerking met waterschappen moeten opzoeken.”
Geerdes is het daarmee eens, maar merkte wel op dat het de lokale overheid is, die aan de bel trekt als de ruimtelijke kwaliteit in het geding is. “Het rijk zegt: we hebben een bredere dijk nodig. Gemeenten stellen daar vervolgens grenzen aan en zetten zich in om er ook iets moois van te maken met elkaar.”
Excursie
Na de lunch, die dankzij het fraaie weer in de openlucht kon worden genoten, werd tijdens het middagprogramma het fort en de omgeving bezocht. Dat gebeurde in groepen, deels op de fiets en onder begeleiding van gidsen. De excursies, georganiseerd door de gemeente Houten, boden de deelnemers aan het congres een uniek beeld van de historie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de ruimtelijke effecten ervan op de omgeving. Een serie kanonschoten was dan ook een passend einde van een even inspirerende als informatieve bijeenkomst.
We zien u graag terug op het Najaarscongres 2019, dat wordt gehouden op vrijdag 22 november in Nieuwegein!
door Webredactie | mrt 15, 2019 | Terugblik, VNG Utrecht Nieuws
De Staat van Utrecht is volwassen geworden. Dat stelde gedeputeerde Mariëtte Pennarts bij de presentatie van alweer de vijfde editie van de Staat van Utrecht. Volgens de gedeputeerde biedt de Utrechtse monitor een schat aan informatie over twaalf grote thema’s die ook prominent op de gemeentelijke agenda staan.
De bijeenkomst, die donderdag 14 maart werd gehouden op de Tech Campus van ROC Midden-Nederland in Utrecht, markeerde de lancering van een opnieuw uitgebreide monitor, aldus Pennaerts. Deze biedt overheden en andere geïnteresseerden inzicht in de actuele stand van zaken op thema’s als wonen, veiligheid, wonen, mobiliteit, bevolking, en werk, inkomen en armoede.
De ontwikkelingen op dat terrein zijn voor alle 26 gemeenten in de provincie Utrecht in kaart gebracht aan de hand van maar liefst 400 indicatoren. Pennaerts: “Aan de hand daarvan kun je het gesprek voeren met elkaar. Want de informatie geeft echt inzicht in de belangrijkste vraagstukken.”
Behoefte aan data neemt toe
Kees Breed, kenniscoördinator van de VNG wees in zijn bijdrage op het groeiend belang van data en onderzoek in het algemeen. “We staan voor complexe maatschappelijke opgaven, waar zowel lokaal en regionaal veel partijen bij betrokken. Als gevolg daarvan is er veel behoefte aan data.”
Volgens Breed is er in dat opzicht behoefte aan een nieuwe kennisinfrastructuur die niet zozeer is gerelateerd aan de systeemwereld maar aan de leefwereld. “Maatschappelijke vraagstukken moeten voor kennisinstellingen als vertrekpunt dienen. Dat vereist een integrale benadering vanuit diverse kennisdomeinen. Tweezijdige samenwerking tussen het rijk en gemeente/regio’s is nodig om een verdieping van die kennis te bereiken.”
Voor nationale kenniscentra geldt dat zij de focus moeten verleggen en breder moeten kijken dan alleen het beleidsterrein van de ‘eigen’ departementen. “Een regionale vertaling en integratie van onderzoeksdata is belangrijk. De Staat van Utrecht kan wat dat betreft als schoolvoorbeeld dienen.”
Utrecht is een zondagskind
Ingrid van Lieshout, onderzoeksleider van de Staat van Utrecht namens de gemeente Utrecht, ging vooral in op de inhoud van de huidige editie. Volgens haar is de provincie Utrecht in meer dan een opzicht een zondagskind. “Deze provincie heeft relatief de hoogst opgeleide bevolking van Nederland. En we weten wat dat betekent: een grotere kans op betere gezondheid, minder armoede, een hoger inkomen. Het is bijna een voorspellende factor. Daar komt dat de provincie centraal is gelegen, veel historische steden en een mooie natuur heeft. Het perspectief is kortom goed.”
Er is echter ook een keerzijde. “De economie kampt in toenemende mate met arbeidskrapte. De economisch groei wordt belemmerd door een gebrek aan mensen. Dat is een stagnerende factor.” Een andere stagnerende factor betreft de mobiliteit. “De provincie heeft een drukbezet wegennet en ook dat kan leiden tot stagnatie. Bovendien zet het de luchtkwaliteit en het groen onder druk.”
Over deze en andere thema’s bevat de nieuwe editie nog meer informatie, aldus Van Lieshout. “De Staat van Utrecht is veel preciezer geworden over de aard van maatschappelijke problemen. Ik zou gemeenten dan ook echt willen aanraden er gebruik van te maken.”
Sociaal-maatschappelijk vraagstuk
Joris Hogenboom, directeur van de Natuur- en Milieufederatie Utrecht ging in op de special bij de Staat van Utrecht, die deze keer is gewijd aan de energietransitie. “De energietransitie duidt op een fundamentele verandering in ons leven. Het is een technisch maar nog veel meer een sociaal-maatschappelijk vraagstuk. Hoe krijgen we iedereen mee? Wat betekent het voor mensen en hun portemonnee? Hoe gaan we om met energie-armoede? Dat zijn essentiële vragen, waar deze special veel aandacht aan besteedt.”
Volgens Hogenboom is er nog een wereld te winnen. “De voornaamste opgave zit in de gebouwde omgeving en op het gebied van verkeer en vervoer. We zitten nu bijvoorbeeld op 3 procent duurzaam energiegebruik. Dat wil zeggen dat we nog 97 procent zijn aangewezen op fossiele brandstoffen. aan. Het moet echt nog gaan beginnen.” En voor die opgave staan gemeenten en provincies aan de lat, net zoals bedrijven, instellingen en bewoners. “De energietransitie vereist een samenwerkingstraject waarbij iedereen moet aansluiten.
Paul van Maanen, bestuursvoorzitter van ROC Nederland onderstreepte in zijn bijdrage de eerder door Van Lieshout aangegeven arbeidskrapte als de grootste bottleneck. “En die gaan wij als ROC’s niet oplossen. Dat is het gevolg van de beleidskeuze om voortaan geen doeners maar denkers op te leiden. Dat zal een enorm knelpunt gaan opleveren. Er zijn simpelweg te weinig handjes om het werk te doen, dat met de energietransitie is gemoeid.”
- De Staat van Utrecht is een initiatief van de Provincie Utrecht en is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de gemeente Utrecht en het Netwerk Utrecht2040. De nieuwe editie en de special over de energietransitie zijn te vinden op: www.staatvanutrecht.nl
door Webredactie | mrt 5, 2019 | Terugblik
De voorstellen uit het Manifest van de Utrechtse gemeenten kunnen op de nodige steun rekenen van de provinciale politiek. Dat bleek tijdens het dinsdagavond gehouden verkiezingsdebat van de VNG Utrecht. Met name op het gebied van woningbouw, mobiliteit en bereikbaarheid willen de diverse partijen gemeenten meer en beter ondersteunen.
Wellicht is het debat, dat dinsdag 5 maart werd gehouden in het Utrechtse Huis voor de Provincie, geen plek om kiezers te winnen, zo merkte Maarten Divendal, voorzitter van de VNG Utrecht en burgemeester van De Ronde Venen, bij aanvang op. “Maar het is wel het moment om het vertrouwen van de gemeenten te winnen.”
Want vertegenwoordigers van de Utrechtse gemeenten bleken in groten getale te zijn afgekomen op het verkiezingsdebat, waar de fractievoorzitters van maar liefst 11 provinciale partijen aan deelnamen. In drie blokken konden de provinciale politici, onder leiding van debatleider Elisabeth van den Hoogen, hun licht laten schijnen over de verschillende thema’s zoals die in het Manifest van de Utrechtse gemeenten aan de orde komen.
Economie en klimaat
René Derksen (PVV), Andrea Poppe (SP) en Mieke Hoek (50plus) trapten het debat af met het blok Economie, bedrijvigheid, klimaat en energie. SP en 50plus pleitten wat dat laatste thema betreft voor een eerlijker verdeling van de kosten over burgers en het bedrijfsleven. Nieuwe locaties voor bijvoorbeeld zonneweides en windmolens moeten zoveel mogelijk in overleg met gemeenten worden gekozen. Mieke Hoek merkte in dat kader nog op dat er met name ook aandacht moet komen voor het terugdringen van het energieverbruik. Derksen van de PVV wees op zijn beurt op het openen van meer dan 50 nieuwe kolenmijnen in India en de aanleg van 200 vliegvelden in China. “Wat wij doen doet er niet toe. Hou op met die onzin.”
De drie politici waren het met elkaar eens dat een te rigide stop op het bouwen van nieuwe kantoren en de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen niet juist is. “Meer maatwerk is ook op dit dossier hard nodig”, aldus Derksen. Hoek: “We moeten ook meer kijken naar de combinatie met de aanwezige infrastructuur.” Allen wezen erop dat voor herbestemming van bedrijvigheid, bijvoorbeeld ten gunste van woningbouw, al een provinciaal budget beschikbaar is.
In een reactie zei Huib van Essen van GroenLinks de aanstaande verkiezingen als klimaatverkiezingen te beschouwen, die wat hem betreft gaan leiden tot een veel groenere coalitie, die ook meer geld zal uittrekken voor de ondersteuning van gemeenten bij het ‘vergroenen’. Marc de Droog (D66) gaf aan samen met de gemeenten te willen werken aan de energietransitie, wat volgens hem vooral een ruimtelijk vraagstuk is.
Mobiliteit en bereikbaarheid
Over mobiliteit en bereikbaarheid gingen Arne Schaddelee (CU), Andre van Schie (VVD), Roy Luca (U26) en Huib van Essen (GroenLinks) het debat aan. Volgens Roy Luca had het manifest op dat punt scherper mogen worden aangezet. “Want ik maak ernstige zorgen over de beschikbaarheid van het openbaar vervoer en de bereikbaarheid.” Luca denkt dat met name ouderen in de kleinere kernen te lijden hebben onder het voortdurend schrappen van diensten in het OV. “Gemeenten hebben teveel moeten inleveren.”
André van Schie wees erop dat de VVD bij alle 26 gemeenten langs is geweest en daar in totaal 400 concrete mobiliteitsprojecten heeft opgehaald. “Dat geeft wel aan dat er veel meer moet worden geïnvesteerd in mobiliteit. Als eerste daar waar dat het meest nodig is. Met name de kleinere gemeenten in de provincie moeten we goed bereikbaar houden.”
Arne Schaddelee vond met name de gang van zaken rond de Uithoflijn schandalig. “De zorgen bij veel gemeenten over hoe de provincie met haar financiën omgaat zijn terecht. We moeten het vertrouwen in dat opzicht echt weer terug zien te krijgen.”
Huib van Essen op zijn beurt stelde dat er niet zozeer meer, maar vooral anders moet worden geïnvesteerd. “Steek het geld vooral in de fiets, het vervoermiddel van de toekomst. En in de verbetering van het openbaar vervoer.” Het leidde tot een botsing met de VVD, die van mening is dat met name in de weginfrastructuur moet worden geïnvesteerd.
Ook de PvdA geeft prioriteit aan investeringen in de fietsinfrastructuur, reageerde Rob van Muilekom. Daarbij vindt de PvdA dat de zeggenschap over het OV weer in handen moet komen van de provincie. Dan kan dat meteen gratis worden gemaakt voor mensen met een kleine beurs. “Uit onderzoek is gebleken dat dit voor een bedrag met zes cijfers al te regelen is”, aldus Van Muilekom.
Derk Boswijk wees er namens het CDA op dat ‘gratis’ niet bestaat en dat de provincie tot 2023 niet in staat is iets te veranderen aan het openbaar vervoer, omdat tot dat jaar de concessie is verleend. De gang van zaken rond de Uithoflijn typeerde hij als ‘superwaardeloos’. “Maar we doen ons best om het op te lossen. En als deze eenmaal rijdt wordt het gegarandeerd een succes.”
Woningbouw
Derde thema was de woningbouw in relatie tot het landelijk gebied. Marc de Droog (D66), Rob van Muilekom (PvdA), Bertrick van den Dikkenberg (SGP) en Derk Boswijk (CDA) gingen hierover het debat met elkaar aan. Van den Dikkenberg ageerde vooral tegen de rode contouren, die als een ‘knellende rode riem alle lucht uit de kleine kernen persen’. Volgens hem is het tijd om de contouren los te laten, niet om ongebreideld uit te breiden maar om te bouwen voor de lokale behoefte.
Derk Boswijk vond op zijn beurt dat de rode contouren de provincie Utrecht hebben beschermd tegen de oprukkende verstedelijking. “En dat is erg effectief geweest. We hebben in deze provincie de mooiste natuurgebieden van Nederland.” Nu, met de enorme woningnood in het achterhoofd, is het echter tijd voor een andere benadering. “De nood is te hoog. Daarom vinden we nu dat in de kleinere gemeenten, op beperkte schaal en alleen als daar voldoende draagvlak voor is, de rode contouren kunnen worden losgelaten.”
Marc de Droog van D66 is het daar niet mee eens. “De rode contouren zijn prima, want die dwingen ons creatief te zijn met de beschikbare ruimte.” Dat neemt niet weg dat voor de 160.000 woningen die er nog nodig zijn in de provincie Utrecht gezocht moet worden naar nieuwe, grote bouwlocaties. “Er is binnenstedelijk nog genoeg plancapaciteit tot 2025, daarna droogt het op. En dus moeten we nu ook kijken naar andere locaties: de A12 zone, Amersfoort, Rijnenburg. Die zijn voor ons allemaal bespreekbaar.”
Volgens Rob van Muilekom kan in ieder geval de roep in het Manifest van de Utrechtse gemeenten om als provincie te helpen bij het transformeren van oude bedrijventerreinen tot woningbouwlocaties niet genegeerd worden. “We moeten daarnaast zorgen voor meer woningbouw op de voornaamste knooppunten. En ga vooral ook meer de hoogte in.”
André van Schie (VVD) wees erop dat behalve woningen er ook banen bij moeten komen. “En als er banen bijkomen moet je ook investeren in natuur en cultuur. Het kost veel tijd om ruimtelijke plannen te realiseren. Daarom moeten de plannen bijtijds op de tekentafel liggen, zodat we kunnen gaan bouwen als het nodig is. Iedereen weet dan waar men aan toe is.” Verder toonde ook hij zich een voorstander van het bouwen op de locatie Rijnenburg.
26 bondgenoten
Jorrit Eijbersen, bestuurslid van de VNG Utrecht en wethouder van Bunnik reageerde positief op de standpunten van de provinciale lijsttrekkers. “We wonen en werken in een mooie provincie, maar het water staat ons op steeds meer gebieden aan de lippen. U vindt als provincie in de 26 Utrechtse gemeenten 26 bondgenoten om samen met u aan de slag te gaan. Laten we zo spoedig mogelijk na de verkiezingen met elkaar rond de tafel gaan en samen de juiste besluiten te nemen in het belang van de toekomst van deze provincie.”
Voorzitter Maarten Divendal besloot daarop de bijeenkomst. “Creativiteit mag niet lamgeslagen worden door compromissen. Dat vond ik het mooie en ook verrassende van dit debat: we hebben veel concrete voorstellen gehoord. Wij zijn graag gesprekspartner van provinciale staten en gedeputeerde staten om alles wat er gezegd is de komende vier jaar om te zetten in daden.”
- Lees op deze pagina meer over het Manifest van de Utrechtse gemeenten en de bijdragen die de diverse gemeenten hebben geleverd.
door Webredactie | feb 13, 2019 | Terugblik
Wat de Utrechtse gemeenten betreft zou de landelijke VNG zich bij het rijk sterk moeten maken voor een uitbreiding van het werkveld van woningcorporaties. Alleen zo kunnen zij een bijdrage leveren aan de provinciale woningbouwopgave en het op gang krijgen van de doorstroming, bijvoorbeeld via de bouw van extra middeldure huurwoningen.
Dat bleek tijdens een bijeenkomst van de VNG en de VNG Utrecht in het Stadshuis van Nieuwegein. Centraal stonden de wensen met betrekking tot de nog op te stellen Meerjarenvisie 2020-2024 van de VNG. Aan de hand van drie thema’s bespraken de bijna 90 deelnemers, waarvan bijna tweederde raadslid bleek, waar de VNG zich de komende vier jaar sterk voor zou moeten maken. Dat gebeurde plenair onder leiding van gespreksleider Peter van der Geer, en in drie aparte groepen.
Woningbouwopgave
De woningbouwopgave, het tekort aan woningen om in de woningbehoefte te voorzien en het gebrek aan doorstroming bleken belangrijke zorgpunten voor veel deelnemers. Met name waren zij daarom vrij eensluidend in het standpunt dat de corporatiesector meer slagkracht moet krijgen. Bepleit als VNG bij het kabinet meer vrijheid om in andere segmenten dan de sociale huur te bouwen, zo was de oproep, en dan met name in het middensegment.
Daarnaast werd gewezen op de combinatie woningbouw en openbaar vervoer. Eerst de mobiliteit regelen en dan pas bepalen waar er gebouwd gaat worden. Daarmee neemt tevens de kans toe om een deel van de opgave aan de grenzen van de regio te realiseren en daarmee de druk op de schaarse ruimte in de provincie af te laten nemen.
Een aantal deelnemers pleitte daarnaast voor minder scherpe rode contouren. Dat is ook in het belang van de vitaliteit van kleine kernen, omdat er dan meer woningen voor jongeren kunnen worden gerealiseerd.
Klimaat en energie
Een ander thema was klimaat en energie. Hier vroegen de aanwezigen van de VNG vooral om een bijdrage in het verhogen van de kennis bij gemeenten over alles wat er moet gebeuren om de energietransitie en andere klimaatmaatregelen te realiseren. “Help ons met de vertaling van wat er allemaal tot 2040 nodig is in een regionale energiestrategie.”
Een regionale aanpak heeft in het algemeen de voorkeur van veel gemeenten. “Als je met elkaar aan de slag gaat met grootschalige opwekking van energie moet je het samen doen. Agendeer het als VNG aan de Haagse tafels.”
Het budget was een ander punt van zorg. “Vergeet daarom zeker de simpele mogelijkheden om te besparen niet.” Tot slot moet er oog zijn en blijven voor voldoende draagvlak. “Zonder onze inwoners gaat het niet lukken.”
Informatiesamenleving
Op het gebied van de informatiesamenleving staat er ongelofelijk veel te gebeuren, luidde een conclusie. Deelnemers spraken de hoop uit dat de VNG hen gaat helpen in het bewustwordingsproces, bijvoorbeeld met betrekking tot de veiligheid van de data die gemeenten verzamelen en de privacy van hun inwoners. “Er liggen grote kansen en bedreigingen, met name ook voor de markt. Als inkopende instanties moeten wij ons bewust zijn van onze verantwoordelijkheid om de informatie van en over onze burgers te beschermen.”
Nadat de VNG alle provinciale afdelingen heeft geraadpleegd, zal een concept van de Meerjarenvisie worden opgesteld, zo legde Pieter Jeroense, plaatsvervangend algemeen directeur van de VNG het vervolg uit. Deze zal tijdens de Algemene Ledenvergadering van 5 juni 2019 vervolgens aan de leden worden voorgelegd.