Nee, er is niets mis met de relatie van Gedeputeerde Staten met de gemeenten in de provincie Utrecht. “De lijnen zijn kort, en we weten elkaar snel te vinden als er iets is”, stelt gedeputeerde Mariëtte Pennarts. “Maar het gaat nog beter als we erin slagen ook elkaars kwaliteiten optimaal te benutten.”

Mariëtte Pennarts
Het coalitieakkoord is nog altijd onderwerp van discussie in de Provinciale Staten. Maar voor gedeputeerde Pennarts, die met dit college haar tweede periode als provinciebestuurder namens GroenLinks is ingegaan, is dat geen beletsel om er al actief mee de provincie in te trekken. Onder het motto ‘In Verbinding!’ wil de provincie namelijk nadrukkelijk ook de banden met de bestuurders van de 26 Utrechtse gemeenten aanhalen.
“Vooropgesteld: we hebben het in Utrecht zo slecht nog niet”, aldus Pennarts. “We nemen makkelijk contact op met elkaar en zowel de samenwerking als de communicatie over en weer verloopt goed. We hebben gewoon geluk dat we hier een compacte provincie hebben. Als je met meer dan 60 gemeenten te maken hebt, wordt het toch een iets ander verhaal.”
Dat neemt niet weg dat er ruimte is voor verbetering. “We streven er als provinciebestuur naar om de verbinding met gemeenten de komende jaren nog beter te benutten om zaken voor elkaar te krijgen. Gemeenten en de provincie hebben allebei veel kennis en expertise in huis. Die moeten we beter leren kennen van elkaar, om er vervolgens ook meer gebruik van te kunnen maken. Want we staan in de provincie Utrecht voor een aantal bovenlokale opgaven waarvoor samenwerking dringend gewenst is.”
Het gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van de ruimtelijke ordening of de effecten van de Omgevingswet. “We hebben bijvoorbeeld ook een groot energievraagstuk op te lossen met elkaar. Daarin zouden we meer gezamenlijk kunnen optrekken. We zijn een topregio, maar de kunst is om dat in de toekomst ook te blijven, zonder in te hoeven leveren op leefbaarheid en mobiliteit. Daarvoor is meer samenwerking eveneens cruciaal.”
Recreatie is een bovenlokale kwaliteit waarvoor provincie en gemeenten elkaar ook keihard nodig zullen hebben. “Ik ben ervan overtuigd dat het niet gaat lukken om alle kansen te benutten die er op dit beleidsterrein voor het oprapen liggen als alle gemeenten het helemaal zelf willen doen. Net zo goed lukt het ook niet als de provincie haar wil van bovenaf wil opleggen. We zullen het echt samen moeten doen.”
Dat geldt ook voor een thema als cultuur. “Recent heb ik met twaalf gemeenten een Cultuurpact ondertekend, waarin we benoemen wat we met elkaar delen. Veel van wat gemeenten willen blijkt heel mooi aan te sluiten bij wat wij als provincie op de agenda hebben staan. Met het Cultuurpact zijn we in staat om mooie verbindingen te leggen.”
En ook de vluchtelingenproblematiek noopt tot samenwerking. Pennarts: “Provincie en gemeenten staan hierin schouder aan schouder: we informeren elkaar over alles wat er gebeurt en stemmen zoveel mogelijk met elkaar af. Met name ook op dit dossier is intensieve samenwerking niet alleen nuttig maar ook noodzakelijk. Maar dat wordt gelukkig ook door alle betrokkenen onderkend.”

GS tijdens het Voorjaarscongres
Aangesloten blijven
Pennarts realiseert zich terdege dat samenwerken met de provincie soms een opgave zal zijn. “Het is aan de wethouder om zijn eigen raad en de lokale bevolking aangesloten te houden. Terwijl wij als provincie vooral naar het bovenlokale belang kijken. Zo heeft iedereen zijn eigen scope en verantwoordelijkheid. De kunst is om in verbinding te blijven en met elkaar het gesprek aan te gaan. Soms moet je lokaal wel eens een stapje anders zetten om bovenlokaal iets voor elkaar te krijgen. En soms kun je bovenlokaal wel wat vinden maar moet je oog hebben voor wat er op lokaal niveau speelt. Het werkt beide kanten op.”
Dat gemeenten, bijvoorbeeld vanwege hun benarde financiële situatie of uit vrees voor lokaal rumoer, wel eens voor het eigenbelang willen gaan, begrijpt zij op zichzelf best. “Maar soms moet je op korte termijn moeilijke beslissingen nemen om op de lange termijn de vruchten ervan te kunnen plukken. Wij vragen de Utrechtse gemeenten daarom ook een lange termijn visie te ontwikkelen. Dat helpt bij het ontwikkelen van een gezamenlijke doelstelling.”
Het duidt op begrip voor gemeenten bij het huidige provinciebestuur. En dat is ook logisch, aldus Pennarts. “We hebben allemaal een gemeentelijke achtergrond. Dat scheelt enorm. Ik ben de enige gedeputeerde die geen wethouder is geweest, maar ik heb wel in de raad gezeten en ben ook fractievoorzitter geweest. Het besef en het inzicht in wat er bij gemeenten speelt, is groot bij ons. En dat maakt samenwerken wel zo plezierig.”
Waarmee niet is gezegd dat de provincie nooit op haar strepen zal staan en een maatregel zal afdwingen. “Natuurlijk is het soms een kwestie van even diep ademhalen en vervolgens toch doen. Je hebt er niets aan om vervelende beslissingen uit te stellen als ze uiteindelijk toch genomen moeten worden. Maar omdat je met elkaar in gesprek blijft is dat ook mogelijk. Bovendien ben je staat om, naast wat er niet mag, ook op tafel te leggen wat er allemaal wel mogelijk is en welke alternatieven er zijn. We kunnen elkaar niet negeren of in de kou laten staan. Maar je kunt net zo min altijd de kool en geit sparen. Dat besef is er ook bij de gemeenten. En we kunnen elkaar echt wel eens een poosje niet aardig vinden. Maar uiteindelijk vinden we elkaar altijd weer. “
De gemeenten hebben volgens Pennarts erg positief op het coalitieakkoord gereageerd. “Maar eigenlijk begint het nu pas”, benadrukt de gedeputeerde. “Want het kan niet zo zijn dat we het mooi hebben opgeschreven en het stuk vervolgens onderin de la belandt. We geven het op allerlei manieren handen en voeten.”
Daarbij wordt nadrukkelijk ook een beroep gedaan op de VNG afdeling Utrecht. “Wij zien de VNG afdeling Utrecht als een belangrijke representant van de Utrechtse gemeenten. Daarom hebben we ook heel snel kennisgemaakt met elkaar en ontmoeten de besturen elkaar ook een aantal keren per jaar. Als portefeuillehouder namens de provincie probeer ik ook altijd bij de ledenvergaderingen aanwezig te zijn, zoals recent op het Najaarscongres.”
De VNG afdeling Utrecht kan volgens Pennarts vooral een bijdrage leveren in de discussie over de toekomst van de provincie. “We zijn een kansrijke regio, waarmee het economisch voor de wind gaat. De vraag is hoe we het voor elkaar krijgen om dat over twintig jaar nog steeds te zijn. Hoe zou de provincie eruit moeten zien in 2035? Dat vraagstuk vereist eigenlijk permanent overleg met de gemeenten. Het is niet meer dan logisch om daarvoor ook een beroep te doen op de VNG afdeling Utrecht.”









